Photo credit: mattisj on Visualhunt / CC BY-NC-SA

Strix nebulosa Forster 1772. Eng. great grey owl. Ned. laplanduil.

Latijn nebulosus betekende mistig, nevelig (nebula: mist, nevel). Cabard 1995 interpreteert nebulosa daardoor als: ‘vogel in het land van de mist’, het hoge Noorden, waar hij broedt. Bij tringa nebularia voor de groenpootruiter speelde mist inderdaad een rol, alhier ging het ongetwijfeld om het grijze kleed (om mist staat het hoge Noorden ook niet bekend). De laplanduil is een opvallend grijze uil. In Noord-Amerika, waar hij ook voorkomt, heet hij grey owl, great gray owl, gray ghost.

Forster ontving er een uit Noord-Amerika. Hij legt de naam niet uit, geeft alleen: “Strix, 8. Nebulosa. New species. The grey owl. Severn river” (p.383). De Severn is een rivier in de Canadese provincie Ontario, uitmondend in de Hudsonbaai. De naam grey owl zal bij het opgestuurde exemplaar hebben gezeten en zo zal Forster op nebulosa gekomen zijn, hoewel je er zonder die naam ook op kunt komen.

In 1786 beschrijft Anders Sparrman, leerling van Linnaeus, de vogel nog eens, met strix lapponica, wat Nederlands laplanduil gaf. Een tijdlang heeft men dan als het ware twee laplanduilen.

-

Enkele andere namen voor de laplanduil (de codes zie op Home):

(U) Nederlands baarduil 1898, Duits bartkauz 1834, beide kwamen voort uit stryx barbata in Pallas 1811, en daaruit kwam later waarschijnlijk ook, omdat Pallas de naam nog niet had, Russisch borodataja nejasut’ voort (borodá betekent baard, de twee woorden zijn verwant aan elkaar) (voor nejasut’ zie bij de bosuil, strix aluco). Pallas schreef: “Barba sub rostro plumarum mollium atra” (I-318), barbata gaf hij dan voor het zwarte baardje onder de snavel, de zwarte kin.

(U) Jakoets maktschirgà, opgetekend door dezelfde Pallas, met als uitleg dat het ‘de opgeblazene’ betekent - men bedoelde dan waarschijnlijk vooral de enorme kop.

(G) Athabaskisch nuhl-tuhl: ‘die moeizaam beweegt’, een naam bij Indianen in Alaska - zou er een zijn voor ‘de onbeholpen bewegingen’ - in de vlucht kan de laplanduil een wat onbeholpen induk maken, door de grote kop lijkt hij ‘voorlastig’.

(G) Op Kamtsjatka, waarschijnlijk in het noorden daarvan, was er kykuitsch, ook deze werd opgetekend door Pallas. Hij legt hem ook uit: “(quasi histrio), ob motitationes miras capitis”, ‘(als het ware een toneelspeler) vanwege de wonderlijke bewegingen van de kop’ - bij het rondkijken - bewegingen overigens die niet alleen déze uil maakt.

(?) Noord-Amerikaans spectral owl: spookachtige uil (Latijn spectrum: spook, verschijning). Een site op Internet geeft: “perhaps for the way it flies silently through the forest at night, or its haunting alarm cry”. Maar er is ook het spookachtige dat uilen áltijd aankleefde, en zie ook de ‘geest’ in gray ghost hogerop: een grote grijze uil tegen soms grijze boomstammen en takken, in de mysterieuze taiga. Een Noord-Amerikaanse bijnaam voor de laplanduil was phantom of the north.