Photo credit: fveronesi1 on Visualhunt
Cinclus cinclus (Linnaeus 1758: Sturnus cinclus). Eng. dipper. Ned. waterspreeuw.
Aristoteles had een Griekse kinklos, een met de staart wippende vogel, kleiner dan een lijster, bij water voorkomend. Gaza 1476 latiniseert tot cinclus. Chantraine 1968: een overtuigende etymologie van de naam is er niet. Boisacq 1938 had nog verbonden met een Oudindisch woord waarvan heen en weer bewegen de betekenis was.
De soort? Bij de waterspreeuw gaat het hele lijf op en neer, bij oeverloper en witgatje zijn het kop en staart, bij de kwikstaarten is het de staart. De witte kwikstaart, motacilla alba, zal de bekendste zijn geweest en uitgaand van alleen wippen met de staart, zou die het kunnen zijn geweest. Arnott 2007: aanvullende gegevens bij oude Griekse schrijvers “identify the bird even more precisely as the White Wagtail”.
De eerste ornithologen na de Middeleeuwen hébben niet al de gegevens. En in de ruimte die er dan is, zet Turner 1544 een stap: “Avicula, quam ego cinclum esse puto [...]”, ‘Het vogeltje waarvan ík denk dat het de cinclus is [...]’. Wat hij beschrijft lijkt het meest de oeverloper.
Gesner 1555 denkt hetzelfde, maar schrijft ook dat men in die van Turner ‘onze merula aquatica’ zou kunnen zien, de waterspreeuw (“Huic Turneri descriptioni cognata videri potest merula aquatica nostra”, p.592). Bij zijn échte behandeling van de waterspreeuw refereert hij opnieuw aan dit idee. Mogelijk was dit voor Linnaeus al genoeg om in de cinclus de waterspreeuw te zien, maar van zijn leermeester Olof Rudbeck had hij ook nog gehoord dat de waterspreeuw de staart op en neer bewoog.
Sturnus aquaticus, waterspreeuw, was beter geweest: Linnaeus wist dat men de vogel meestal merula aquatica noemde (maar Albin 1734, bij een kleurtekening: merula montana, voor de bergachtige gebieden waarvan men hem in Engeland kende). Bij Gesner was merula aquatica een latinisering van Duits wasseramsel: watermerel.
-
Enkele andere namen voor de waterspreeuw (de codes zie op Home):
(U) Westfaals kelwitte, wat Suolahti 1909 met Kehlweiß vertaalt, het is natuurlijk een naam voor de witte ‘voorkant’. Noors tusse-fugl, kabouter-vogel, aan de kabouter dacht men misschien doordat deze vaak uitgebeeld werd met een witte baard (en anders: een naam voor het kleine? of voor huppelen?). Zweeds strömpräst, rivierpriester, voor het zwart-witte habijt. Schots water piet, waarin Engels pie zit, de ekster (via Frans pie voortgekomen uit Latijn pica), ook de ekster zit er voor het zwart-witte.
(U) Nederlands zwartbuikwaterspreeuw, de officiële naam voor de Noord-Europese ondersoort cinclus - de Centraal-Europese ondersoort aquaticus heet roodbuikwaterspreeuw.
(G) E dipper, vogel die ‘dipt’, duikt, zichzelf onderdompelt, kortom: duiker. Om aan voedsel te komen duikt hij, zwémt hij onder water, en loopt hij over de bodem. Het is het gedrag waardoor de waterspreeuw zo beroemd geworden is. Inupiat anaruk kiviruk is een naam in Alaska voor de american dipper, deze wordt in boeken vertaald met: ‘old woman sunk’ (het Inupiat is een van de Inuit-talen). Pools pluszcz, hoort bij het werkwoord pluskać: spetteren, doen spatten (doet hij óók).
(V) N waterspreeuw, spreeuw zal wel inhouden dat men een overeenkomst zag, maar erg duidelijk is die niet (naast het donkere: de korte staart?). Turner 1544, die Engels water craw noteerde (waterkraai), vergeleek al, maar alleen naar de grootte: “sturno paulo minor est”, ‘hij is iets kleiner dan de spreeuw’ (sturnus). Linnaeus 1746 noemt Zweeds vatnstare: waterspreeuw, wat hem misschien sturnus influisterde, in sturnus cinclus van 1758. De oudste lijkt Oudwestfaals bikistarn: beekspreeuw (Woeste, ‘Wörterbuch der Westfälischen Mundart’). In Noorwegen is er elvekonge: rivierkoning, opgetekend in Pontoppidan 1752, in 1776 vertaald met een Nederlands stroom-kooning, die “gestadig by de stroomen en rivieren gevonden wordt, alsmede zig daar mede verlustigt om boven het stroomend water rond te zwerven, en van den eenen steen op den anderen te springen of te huppelen” (dat 'boven' bedoeld als uitleg van ‘koning’? in ieder geval is hij een mééster van de stromen). In officieel Fins koskikara en Sami guoikgahrit zou hetzelfde kunnen zitten: koski en guoika betekenen stroomversnelling, de rest van de twee namen echter is onduidelijk (en volgens sommigen de héle naam).