Photo credit: hedera.baltica via Visualhunt / CC BY-SA

Corvus cornix Linnaeus 1758. Eng. hooded crow. Ned. bonte kraai.

Latijn cornix betekende kraai, maar het was de bonte kraai: de zwarte kraai zat niet bij Rome, zie ook bij corvus corone. Plinius kénde wel een zwarte kraai, maar die was meegebracht uit Spanje: ‘een gitzwarte cornix’, zoals hij schrijft, dus afwijkend van de voor hen blijkbaar ‘normale cornix’, de zwart-grijze. Voor de etymologie van cornix zie bij het genus corvus, beide namen zijn verwant met Grieks korone voor de bonte kraai en met Grieks korax voor de raaf. Alle vier zijn klanknamen.

Na de Middeleeuwen, bij de eerste grote bloei van de ornithologie, die vooral optreedt in Midden- en West-Europa, zien de daar wonende naturalisten in zowel korone als cornix de zwárte kraai, die in onze contreien dé kraai is. Over Griekenland dachten ze dat het er was zoals bij 'ons’. Wel ként men de bonte, van de winter. En er ontstaan namen. Turner 1544: hij wordt wel cornix hyberna genoemd, winterkraai. Gesner 1555: naast de cornix, de zwarte kraai (dus), is er een cornix varia: bonte kraai, ‘in het Nederduits heet hij bundtekräe en pundterkräe’. Belon 1555: bij gebrek aan een Griekse of Latijnse naam - zie bij de zwarte kraai wat hij schreef - heb ik voor de bonte alleen maar Frans corneille emmantelee: ommantelde kraai (over het zwarte heen gaat een grijze mantel).

Onduidelijk is wat Linnaeus ertoe bracht cornix voor de bonte te gebruiken. Misschien had hij door het een of ander inmiddels begrepen dat het bij de Romeinen de bonte wás, maar aanwijzingen hiervoor lijken er niet te zijn. Of hij verdeelde korone en cornix ‘toevallig’ over de twee (de soorten zelf zijn ook wisselend als soort en ondersoort gezien, hoewel dit van na Linnaeus is). Of hij kende, hoewel de kans niet groot is, Frederik II ±1246: deze had diverse tekeningen van de bonte kraai en bij zeker een ervan is in de tekst cornix te ontcijferen. De verklaring kan ook nog in iets heel anders zitten, maar hoe het dan ook is: cornix is terechtgekomen bij de soort waarvoor het van oorsprong de naam was.

-

Enkele andere namen voor de bonte kraai (de codes zie op Home):

(U) N bonte kraai, in 1573 bonte craye, en in 1555 opgetekend was er Nederduits bundtekraë, zie hogerop. In vogelnamen stond bont meestal voor zwart-wit, niet voor véle kleuren hebbend. Hier dan voor: zwart-grijs. Het naamtype is er vooral in gebieden waar men primair de zwarte kraai kende, de bonte kraai contrasteerde daarmee. Ook was er Nederlands grijze kraai, maar dit naamtype is er ook in gebieden waar de zwarte níet zit: Zweeds gråkråka, Italiaans cornacchia grigia, Russisch seraja vorona: grijze raaf. Een twijfelgeval is officieel Duits nebelkrähe, waarvan in Duitsland de een zegt dat het een naam voor het grijze is, de ander dat het erom ging dat ze arriveren als de nevels eraan komen, dus in de herfst. De naam is oud, rond 1200 was er nebelkrâ.

(U) E hooded crow: gekapte kraai, een naam voor de kopkap. Lockwood 1984: “The term is one of several which came into being to distinguish this bird from the Carrion Crow”, de zwarte kraai. ‘Vaak zegt men hoodie’.

(G) Zweeds kråka, een naam voor het kraa-kraa. Voor het vergelijkbare kraa-kraa van de zwarte kraai werden kraai en crow gegeven. De Komi, ten westen van de Oeral, hebben net als de Zweden alleen de bonte kraai en Wiedemann 1880, ‘Syrjänisch-Deutsches Wörterbuch’, schreef dat ze hem raka noemden (maar ook dat past natuurlijk ook bij de zwarte kraai). Voor de etymologie zie ook kraai bij corvus corone.

(V) Vlaams winterkraai, vergelijk cornix hyberna hogerop, en in 1555 had zowel Gesner als Belon het naamtype ‘winterkraai’. In Nederland en Vlaanderen was de bonte kraai in herfst en winter een gewone verschijning (in de 2e helft van de 20e eeuw nam het aantal flink af, recent waarschijnlijk vooral door de klimaatverandering, waardoor de vogels in het Noorden kunnen blijven). Op diverse schilderijen tussen grofweg 1400 en 1600 is hij afgebeeld, onder andere op de ‘Tuin der Lusten’ van Jeroen Bosch. In 1762 schrijft Houttuyn: in de winter “openbaart zy zig ook by ons het meeste [net als in Engeland], en wordt daarom Winter-Kraay genoemd” (p.307). Maar één bonte kraai was nog geen winter, wat Gesner 1555 als gezegde uit Westfalen optekende: “Eine Bundtekräe macket gheinen winter” (p.319). Maar als het er méér werden, zei men in de nabijgelegen Achterhoek: “A’j bonte kraejen zeet, krie’j ‘n strengen winter”.

(V) Engels sea crow, een naam aan de Engelse oostkust, Turner 1544 had ook de latinisering ervan, cornix marina: “There also is [naast de zwarte kraai] a certain Sea Crow, which some call the Winter Crow” (‘Turner on Birds’ 1903, vertaling van zijn ‘1544’). Ook de zwarte kraai kan men aan de kust zien foerageren, maar in de herfst verscheen er ineens nog een ándere kraai, en die kreeg dan een naam. Graus 1660 overigens vertaalt de Engelse naam met een Nederlands zee-kray, Houttuyn 1762 heeft zee-kraay, en onterecht is het latere zeekraai wel eens als een Nederlandse volksnaam opgevoerd.