Photo credit: Mick Thompson1 via Visualhunt.com / CC BY-NC

Phalaropus lobatus (Linnaeus 1758: Tringa lobata). Eng. red-necked phalarope. Ned. grauwe franjepoot.

In lobatus zit Grieks lobos: oorlelletje. De naam drukt hetzelfde uit als het eerste lid van phalaro-pus: het gelobde van de tenen, zie bij phalaropus. Lobatus betekent: van lellen voorzien, gelobd. Mogelijk was Linnaeus de eerste die lobatus in de ornithologie gebruikte. Het woord zélf gebruikt hij in zijn omschrijving van beide franjepoten, die hierin ook identiek zijn: “pedibus lobatis”, ‘de voeten gelobd’ (p.148). Hij kent de twee door Edwards, zie bij het genus.

-

Enkele andere namen voor de grauwe franjepoot (de codes zie op Home):

(U) N grauwe franjepoot, gaat waarschijnlijk terug op phalaropus cinereus van Brisson 1760, een naam voor het zomerkleed, hij gaf hem voor het grijze op kop, rug en zijborst (Latijn cinereus: asgrijs). Asgrijs werd in de ornithologie vaak 'aschgrauw' genoemd, maar soms viel de as er later af, en bleef onterecht een wat grauwe vogel over, in de naam althans.

(U) E red-necked phalarope, in James Sowerby 1806, ‘The British Miscellany’, bedoeld ter vervanging van red phalarope van Pennant 1776 (een naam waarop gezien het zomerkleed de rósse franjepoot, phalaropus fulicarius, méér recht had, en in Noord-Amerika héét hij dan ook zo). Zonder van elkaar te weten benoemt ‘iedereen’ ineens de hals. Bechstein 1809 bedenkt een Duits rothhälsiger wassertreter (en geeft voor de rosse: rothbäuchiger wassertreter), Pallas 1811 geeft phalaropus ruficollis: met roodbruine hals (en voor het winterkleed, wat bij hem een sóórt is, phalaropus cinerascens: grijsachtige meerkoetvoet - men weet nog niet goed hoe een en ander zit, ook niet dat de rollen van mannetje en vrouwtje omgekeerd zijn, men ként de franjepoten nog niet lang).

(U) Inupiat kayyiiġun, een naam in het noorden van Alaska (het Inupiat is een van de Inuit-talen). Letterlijk betekent de naam: ‘als iemand in een kajak’, het beeld zal opgeroepen zijn door het rood aan de hals: in een kajak had men vaak een dikke bontmuts op, het hoofd omspannend.

(G) IJslands thingskrifvari, ook landþings-skrifari: schrijver/griffier van het Thing, het Alþing, het IJslandse parlement, van oorsprong een vergadering die recht kon spreken (verwant zijn Nederlands ding en Engels thing). De twee Europese franjepoten foerageren veelal zwemmend, draaien rond als een tol om diertjes op te schudden, en pikken ernaar. Dat pikken zal hebben doen denken aan de griffier die de pen, steeds weer, in de inktpot doopt. De naam had ook bij de rosse franjepoot terecht kunnen komen, maar de grauwe komt op IJsland vele malen meer voor.

(?) IJslands óðinshani, haan van Odin (Wodan), en de rosse franjepoot heet er þórshani, haan van Thor (Donar), de grote franjepoot freyshani, haan van Frey, de tweelingbroer van Freya. Het is een opmerkelijke groep namen. En dan is óðinshani ook nog, op de Färöer: de koperwiek. Van óðinshani is onduidelijk waarom hij gegeven werd. Bij þórshani kan 'rood' de reden zijn geweest: diverse vogels met rood waren aan Thor gewijd, waren ‘vogel van Thor’. De derde, freyshani, lijkt later toegevoegd, misschien om van álle drie de vogels in Phalaropus ‘vogels van de goden’ te maken. Gröndal 1887, ‘Isländische Vogelnamen’, geeft óðinshani als de mogelijk oudste: “Ein alter, jetzt auch allbekannter Name” (p.604), bij þórshani staat alleen dat ook deze ‘welbekend’ is. Via het Deens kwamen de twee nog in het Duits terecht, in officieel Duits odinshühnchen en thorshühnchen. Voor de derde, phalaropus tricolor, heeft men in beide landen een andere naam.