W. Foster. Photo credit: BioDivLibrary via Visual Hunt / CC BY

Hirundo Linnaeus 1758

De Romeinen noemden de zwaluwen hirundo, zoals wij ze zwaluw noemen, álle zwaluwen, vroeger ook de gierzwaluw (de nachtzwaluw minder).

Voor de etymologie van hirundo is van alles bedacht: dat er vorkstaart zou zitten, dat er een link zou zijn met hirudo: bloedzuiger, of dat het om het draaien van rondjes zou gaan. Meer voor de hand ligt wat Walde 1954 al vermeldt, een etymologie die verbindt met Latijn hirrire: geluid maken als een hond (de rr past bij grrrommen). André 1967 heeft als bezwaar dat de zachte wiet/priet-geluiden van zwaluwen niet goed te verbinden zijn met dit werkwoord, maar onmogelijk is het niet, uitgaand van een klanknabootsende basis hirr-. Maar nog méér in aanmerking komt dan het snerpende gegierrr van de gierzwaluwapus apus (André dacht alleen aan de zwaluwen). Of hirundo stond op zichzelf: hir- kan een nábootsing zijn geweest van dat geluid van de gierzwaluw, en vervolgens via een achtervoegsel een zelfstandig naamwoord geworden zijn: hirundo (De Vaan 2008: het enige probleem is dan nog dit achtervoegsel zelf: taalkundig is het onduidelijk).

Als deze afleiding klopt, werd hirundo later, doordat men in gierzwaluwen zwaluwen zag, een naam voor alle zwaluwen.

-

Enkele algemene namen voor de zwaluwen naast hirundo, alle drie met vraagteken (zie op Home de codes):

Van zwaluw, swallow, schwalbe bestaat geen overtuigende etymologie. Eén idee is dat de naam voortkwam uit Indogermaans *(s)uel-: zich golvend bewegen, en dan is het er een voor hun zwenkende bewegingen. Ook is vorkstaart geopperd, zie sula bij morus bassanus, en dan was het van oorsprong waarschijnlijk de boerenzwaluw, in Germaans gebied de zwaluw met de échte vorkstaart. Er zijn ook nog andere ideeën geopperd.

Russisch lastotsjka, zit in de namen van vier, soms ook in die van de vijfde Europese zwaluw, de oeverzwaluw. Sloveens lastovka, zit bij dezelfde vier. Tsjechisch vlaštovka, is primair de boerenzwaluw. Voor deze laatste oppert Holub 1967 als etymologie *last-: sjilpen, hier: kwetteren, een werkwoord dat men bij zwaluwen vaak gebruikt. In Rusland echter is ‘vliegertje’ geopperd, of het zou gaan om ‘dicht over de grond vliegen’ (zoals de boerenzwaluw doet). Ook is gedacht aan laska: liefkozing: de boerenzwaluw was de meest geliefde zwaluw, door het ranke en tere, en ook doordat ze zich aan ons ‘overgaf’ door zich in onze stallen te vestigen (ze symboliseerde het goede en mooie). Maar dit kan ook uitleg achteraf zijn geweest (‘volksetymologie’). Kostina 2012 schrijft dat in Noord-Russische dialecten ook de vlinder lastotsjka heet: dat pleit voor de interpretatie ‘vlieger’.

Fries modderswel, voor de oeverzwaluw. Duits kothschwalbe, in diverse Duitse bronnen de oeverzwaluw (Kot, ouder Koth: slijk, moddder), maar in het ‘Etymologisches Wörterbuch’ van Matthias Höfer, deel III, 1815, is het de huiszwaluw. Brabants modderzwaluw, voor de huiszwaluw. Noord-Amerikaans mud swallow, voor de boerenzwaluw (en ook voor hirundo pyrrhonota). Meest voor de hand ligt om te denken aan een algemene naam voor het nest, dat een deel van de zwaluwen uit modder maakt. Maar de oeverzwaluw juist niet, deze heeft nestgangen in zandwanden. Fries modder is soms aarde, dat zou de oplossing kunnen zijn, en als kothschwalbe de huiszwaluw was .. maar Bechstein 1795 geeft de naam voor de oeverzwaluw, en Kot(h) kan niet aarde zijn .. Na de zomer waren de zo vertrouwelijk bij de mensen levende huis- en boerenzwaluw ineens weg. Dat leidde tot een beroemd verhaal: ze doken onder in de modder, en kwamen er in de lente weer uit (in de 18e en 19e eeuw is veel moeite gedaan duidelijk te maken dat het niet klopte, onder andere door Buffon 1770-1783: als ze dit deden, dan had men dat toch allang gezien? en langs het water hadden vissers de wederopstanding toch ook allang gezien?). Het verhaal is soms aangehaald om de modder in de namen te verklaren, maar betrof primair huis- en boerenzwaluw, verklaart dan modderswel en kothschwalbe niet goed - en waar het wél iets kan verklaren, bij huis- en boerenzwaluw, ging het waarschijnlijk gewoon om het nest. Meest voor de hand ligt te denken dat het naamtype daarvoor ontstond, maar dat enkele loten van de stam per ongeluk bij de oeverzwaluw terechtkwamen.