Photo credit: Derek Keats via Visual Hunt / CC BY

Ardeola ralloides (Scopoli 1769: Ardea ralloides). Eng. squacco heron. Ned. ralreiger.

Ardeola ralloides betekent: op een ral lijkend reigertje (Latijn rallus: ral, voor ardeola zie aldaar). Grzimek 1973 schrijft: “Behendig als een waterral sluipt hij door het riet” (p.225). Wember 2007: de naam duidt op de verborgen levenswijze. Scopoli bedoelde geen van beide. In zijn omschrijving van de soort heeft hij: “Corpus compressum ut in Rallis”, ‘het lijf samengeperst zoals bij de rallen’ (I-88). De ralreiger is smal, zoals ook sommige rallen. Wel kan de vogel door die bouw juist dóen wat Grzimek beschrijft.

Gesner 1555 had de ralreiger waarschijnlijk al, met Italiaans quaiotto als naam. Zéker staat hij bij Aldrovandi 1603, op één plaats met squaiotta als naam, op een andere met sguacco, waaraan de Engelsen squacco heron overgehouden hebben. Waarschijnlijk waren het klanknabootsende namen, wat Aldrovandi al dacht (sguacco had hij overigens ook bij de kwak, nycticorax nycticorax, en ook daar past hij: beide vogels hebben een roep die als 'wak' klinkt). Aldrovandi liet van de ralreiger ook kleurtekeningen maken. Op de mooiste daarvan is de naam: ardea castanei coloris, reiger die kastanjekleurig is. Het had ardeola castanea kunnen opleveren.

-

Enkele andere namen voor de ralreiger (de codes zie op Home):

(U) Lokaal Italiaans scarzetta: reigertje, de naam is gelijk aan het tweede lid van egretta garzetta voor de kleine zilverreiger. De naam zit bij diverse kleinere reigers.

(U) Lokaal Portugees lourenço: de blonde (louro: blond). Italiaans garzeta bionda: blond reigertje, een naam bij Venetië.

(U) Officieel Italiaans sgarza ciuffetto, reiger met een kuifje (ciuffo: kuif), de naam stond in Savi 1829, was er een voor de sierveren aan de kop (die soms afsteken of afhangen). Officieel Frans crabier chevelu: langharige crabier, mogelijk teruggaand op Buffon 1770-1783: “le haut du corps est recouvert d’un chevelu”, 'de bovenkant is bedekt met een chevelu' (chevelu kon ook als een zelfstandig naamwoord optreden). 'Je ziet zo'n chevelu ook op andere van de crabiers’ (voor crabier zie hieronder).

(G) Cancrofagus, waarvan Houttuyn 1763 een Nederlands krabben-eeter maakte. Het was een genus van Brisson 1760 voor de groep der ‘crabiers’, volgens Buffon waren ze zo genoemd omdat een deel ervan zeekrabben en rivierkreeften at (Brisson benoemde er primair de ralreiger mee, maar deze eet vooral insecten en visjes) (de naam lijkt uit het Caribisch gebied te zijn gekomen). Cancrofagus zit nog in de officiële Spaanse naam voor de ralreiger, garcilla cangrejera, cangrejero betekent krabbeneter, garcilla is een verkleining van garza: reiger.

(G) Ardea audax, vermetele reiger, een naam van Lapeyrouse 1782, met als Franse tegenhanger crabier gentil. Bij gentilis, zie bij accipiter gentilis, ging het altijd om roofvogels die snel, sterk en ‘moedig’ waren, bij de ralreiger zal dan ook zoiets zijn bedoeld. In de ‘Encyclopédie méthodique’ van 1782 staat een uitleg (hij lijkt van Lapeyrouse): de ralreiger is een moedige vogel, als hij geprikkeld raakt neemt hij ineens een fiere, edele houding aan (en een tegenstander valt hij woest aan). Toch is er iets eigenaardigs hier: álle reigers kunnen zo’n opgerichte houding aannemen (‘alert posture’ is er een term voor). Anderzijds: ook Aldrovandi 1603 gebruikte audax (Lapeyrouse entte er zijn naam mischien op), bij zijn sguacco van hogerop schrijft hij: “Avem aiunt esse audacem, & animosam”, ‘Ze zeggen dat deze vogel vermetel is, en moedig’ (p.400). Hij legt het niet uit, maar misschien was die ‘ze’ iets bijzonders opgevallen aan die houding. Of kénden ze alleen de ralreiger. Een rol kan ook hebben gespeeld dat deze toen minder schuw was, zoals oude boeken melden.