Foto Jesse van Huisstede
Botaurus stellaris (Linnaeus 1758: Ardea stellaris). Eng. bittern. Ned. roerdomp.
Aristoteles had twee keer een asterias, een gesterde. Op één plaats is het een roofvogel (hierax asterias, zie bij accipiter gentilis), op een andere is het een reiger, erodios asterias: gesterde reiger (Grieks aster: ster, voor erodios zie bij het genus ardea). Gaza 1476, de vertaler van Aristoteles, neemt voor de vertaling niet Latijn stellatus: met sterren bezaaid - wat Aristoteles ongetwijfeld bedoelde - maar Latijn stellaris, wat ook wel in die betekenis lijkt te zijn gebruikt maar eigenlijk 'van de sterren' betekende (stella: ster).
Aristoteles geeft geen beschrijving. Je moet het doen met de gesterde (de gevlekte) en de bijnaam oknos: de trage. Bij de roerdomp is bijna het hele lijf gesterd. Juvenielen van kwak en woudaapje zijn ook gevlekt/gestreept, maar minder opvallend, en het is niet ‘gesterd’. Ook past oknos: de roerdomp ‘stapt’ - traag en beachtzaam - kwak en woudaapje doen dat niet. Als bezwaar kan men aanvoeren dat er geen bewijs is, zoals Handrinos 1997 het schrijft, dat de roerdomp ooit in Griekenland broedde (wel verblijven er in de winter, zijn er ‘mogelijke broedgevallen’ gemeld en wordt de roep plaatselijk wel eens gehoord). Op een bijzondere manier echter past dit bij de identificatie. Men verbaasde zich er wel eens over dat Aristoteles de indrukwekkende baltsroep zie bij botaurus niet noemde: gezien het voorkomen hóórde men die roep ook niet (of alleen zeer zelden), en erodios asterias kan dan toch de roerdomp zijn geweest, in de winter komt hij in heel wat delen van Griekenland voor, kon men het trage en gesterde zien (Handrinos: bij koud weer zie je ze dan soms zelfs in de straten van Athene).
Deels door ‘van de sterren’, in plaats van 'met sterren bezaaid', kreeg je merkwaardige interpretaties. De vogel zou zo heten omdat hij tijdens de schemering onder de sterrenhemel vloog. Of omdat hij in zijn beroemde paalhouding - de snavel recht omhoog - naar de sterren keek. Belon 1555 en Gesner 1555 begrepen het al beter, zien in stellaris gesterd/gevlekt (en in de vogel de roerdomp). En zo komt het bij Linnaeus.
Frederik II ±1246 (p.Xii) heeft een kleurtekening die, onder andere door het gesterde, niet veel anders dan de roerdomp kan zijn. Uit de 16e eeuw is ook een kleurtekening bekend, gepubliceerd in Olson 2007. Bij Albin 1731 staat waarschijnlijk de eerste kleurtekening die echt goed is.
-
Enkele andere namen voor de roerdomp (de codes zie op Home):
(U) Nederlands rosse butoor, in Nozeman 1809 (voor butoor zie bij botaurus).
(U) Italiaans cappon di padule: kapoen van het moeras, een naam in Savi 1829 (kapoen is een naam voor de gecastreerde haan). Castratie van een haan gaf gewichtstoename en de roerdomp is een ‘gedrongen’, wat dikkige reiger. Voor de buizerd was er Italiaans falco cappone: ook dit is een ‘gedrongen’, wat dikkige vogel. Vrij vertaald is cappon di padule dan: moerasdikkerd.
(G) Nederlands puitenpakker, een naam ten noorden van Antwerpen (puit is kikker).
(G) Bij botaurus staan enkele van de klanknabootsende namen voor het beroemde ‘whoemp’. Onder andere Engels boomer. Engels bittern hoort er ook bij, al zie je het er niet aan af: de naam maakte een ontwikkeling door, de herkomst uit Oudfrans butor is er niet meer in te zien. Ook Engels is ‘boom’, een woord voor een diep, resonerend geluid, bijvoorbeeld voor ‘the cry of the bittern’ (staat in de 'Oxford English Dictionary'). Het werkwoord to boom gebruiken ze er ook voor (in Nederland wordt soms hoempen gebruikt, maar dat heeft het nog niet tot de woordenboeken geschopt). In Tsjechië is er bukač, boekatsj, wat volgens Holub 1967 een klanknabootsing is en er ook zo uitziet. Russisch vyp’ (выпь) dan weer niet: de naam is niet ‘donker’ genoeg, maar is wel een klanknaam, Russische etymologen leiden af van het werkwoord vopit: schreeuwen, jammeren.
(G) Nederlands paalvogel, en Frans soldat. Vergelijk 'paalhouding' hogerop. Bij gevaar verstijft de roerdomp (zoals ook een soldaat op wacht): kop en snavel gaan recht omhoog (om beter te kunnen observeren). Hij “gelijkt dan meer op een ouden, spitsen paal of op een verdord bos riet dan op een Vogel”. Als het waait gaat hij met de bewegingen van het riet mee. In Duitsland is er sterngucker: sterrenkijker, maar deze kan ook door stellaris zijn ontstaan, vergelijk hogerop.
(V) Roemeens buhai-de-baltâ, baltâ is moeras, buhai is stier, moerasstier dus, vergelijk Duits moßochs bij het genus (os en stier zitten er voor het ‘whoemp’). Engels mire drumble, in 1398 myre dromble: moerashoemper. Officieel Duits rohrdommel: riethoemper. Lokaal Duits moosriegel: moerasreiger, een biotoopnaam zónder het geluid erin. En dan is er nog Nederlands rietreiger, een naam die (in 'Rietreigers') ook gebruikt werd voor de hele gróep der Botaurinae, Roerdompen (de andere groep zijn de 'eigenlijke Reigers', zoals de blauwe reiger, ardea cinerea: deze vertónen zich meer). Als riet-reigher staat de naam al in Kiliaan 1605.