Mannetje. Photo credit: Kentish Plumber on Visualhunt
Accipiter nisus (Linnaeus 1758: Falco nisus). Eng. sparrowhawk. Ned. sperwer.
De Romeinen hadden een vogel nisus, de naam was een latinisering van Nisos, een figuur uit de Griekse mythologie. De stad Megara wordt belegerd. Scylla, de dochter van Nisos, kóning van Megara, snijdt zijn goudgele haar af, het haar waarvan het behoud van de stad en van hemzelf afhangt. Ze geeft het aan Minos, de belegeraar van de stad waarop ze verliefd is. Nisos sterft. Maar Minos hoeft de ontaarde dochter nu niet meer .. De goden veranderen haar in een vogel of een vis, alsmaar nagezeten door de haliaetos, waarin Nisos veranderd is: de zeearend, zie bij het genus haliaeetus (door zijn gelige kop paste hij misschien in de mythe: het goudgele haar van Nisos). Opvallend: in het verhaal geen sperwer.
In de Middeleeuwen is hij er ineens wel: in Oudhoogduitse bronnen wordt nisus aan de sperwer gelinkt, Suolahti 1909 geeft een 12e eeuws “sperwere nisus” (sperwer betekent ofwel mussenarend, en -er is dan aar, arend, ofwel mussenvanger/mussendoder, en -er is dan -arius, zie die vorm bij falco columbarius) (in het éérste deel van sperwer zit Germaans *sparwo: mus, vergelijk Engels sparrow - voor méér namen met die mus zie onderin).
Even later staan bij Frederik II ±1246 (p.Lxxvi) de eerste tekeningen van havik en sperwer, met accipiter en nisus erbij. Nisus lijkt al een gevestigde naam. En zeker bij Albertus ±1260: ‘nisus is de sperwer’ (“Nisus avis est quae & sperverius vocatur, accipitre multo minor, sed colore similis”, p.642). De reden voor de overdracht zou dat ‘alsmaar vervolgen’ kunnen zijn: sperwers dóen dat bij hun prooi, onder andere die mus. Maar Albertus noemt de mythe niet, en Van Cantimpré ±1240 en Van Maerlant ±1266 noemen haar ook niet, terwijl ook zij nisus behandelen. En als men de mythe kende: de schrijvers waren klassiek genoeg geschoold om te weten wat haliaetos betekende.
Er is ook Latijn nisus, wat onder andere ‘vaart’ betekent, en sperwers zíjn snel. Zette men daardoor nisus bij sperwere? Het woord hoort bij het werkwoord nitor, dat onder andere opstijgen betekent, ‘zich met de vleugels oprichten’ (Virgilius had ‘niti alis’: vliegen). Dat is weinig specifiek voor een vogel, maar ‘vaart’ kan een rol hebben gespeeld.
De sperwer had ook een ándere naam kunnen krijgen. In het bijzonder voor het mánnetje had men accipiter fringillarius (Latijn fringilla: vink), de naam was ontstaan door de spizias bij Aristoteles, wat een kleine roofvogel was: doordat Grieks spiza een naam was voor de vink, en voor andere kleine vogels, vogels zoals de ‘mussenaar’ ze pakt, nam men aan dat spizias de sperwer was (wat in Nederland nog vinkenvalk gaf). Accipiter fringillarius of accipiter sparwarius had de officiële naam voor de sperwer kunnen worden. Als Linnaeus niet voor nisus gekozen had.
-
Enkele andere namen voor de sperwer (de codes zie op Home):
(U) Zwitserduits chly stächvogu: kleine steekvogel, klein vergeleken met de havik, accipiter gentilis, waarvoor men stächvogu had. In diverse namen werd het verschil in grootte benadrukt.
(U) Gronings blauwvalk, maar havik, blauwe en grauwe kiekendief, en smelleken, boomvalk en slechtvalk werden in diverse tijden en talen ook ‘blauwe valk’ genoemd, voor het leigrijze/blauwgrijze bovenop.
(G) Brabants mussenstuiker (stuiker is stoter), Duits sperlingstößer (mussenstoter), Oostenrijks spatzengeier (mussengier), Roemeens păsărar (in Latijnse vorm zou het passerarius zijn, mussenaar, vergelijk fringillarius hierboven, Latijn passer is mus). Mannetje sperwer, kleiner dan het vrouwtje, pakt bij voorkeur mussen, gorzen en vinken, het vrouwtje bij voorkeur lijsters en spreeuwen. ‘Mus’ in deze namen kan voor mus staan, maar werd ook gebruikt in de betekenis ‘kleine vogel’, kleine zangvogel, vergelijk spiza hogerop .. Duits vogelgeyer ('gier' werd vrij algemeen gebruikt), Fins lindu haucka (vogelhavik, opgetekend in 1644), Jakoets čïïčaaxsït (vogeltjesjager, čïïčaax betekent kleine vogel) .. En dan is er nog de kwartel, die in Russisch perepeljatnik terechtkwam: kwartel-pakker, perepel is de kwartel, jatnik zou voortgekomen zijn uit *jeti: pakken. Het vrouwtje?