Luis Agassiz Fuertes, de ondersoort abyssinicus. Photo credit: BioDivLibrary via Visualhunt / CC BY-NC-SA

Falco biarmicus Temminck 1825. Eng. lanner. Ned. lannervalk

Het gaat hier om hetzelfde biarmicus als bij het baardmannetje, panurus biarmicus. In biarm- zitten Latijn bis: tweemaal, en Latijn arma: wapens, uitrusting, schild. Het baardmannetje heeft aan beide kanten van de kop een baardstreep, is daardoor ‘dubbel opgetuigd’ (voor meer zie aldaar). Als verklaring voor de naam gaf men soms ook ‘Biarmia’, lang geleden een rijk in huidig Rusland. Voor de lannervalk gaat deze verklaring sowieso niet op: Temminck heeft het over voorkomen in Afrika.

Ook Temminck zal dit biarmicus als ‘dubbel opgetuigd’ hebben geïnterpreteerd, aangezien hij de naam toepast op de lannervalk, die vergelijkbare strepen heeft (hoewel aan elke kant twéé, op de kleurtekening bij Temminck staan ze, prominent). In zijn tekst geeft hij geen uitleg van de naam, legt wel een accent, zoals ook de tekening doet: de twee kopstrepen van deze ‘nieuwe soort’ - eentje onder en eentje achter het oog - “peuvent servire d’indice pour reconnaître cette espèce”, kunnen ertoe dienen de soort te herkennen (de tekst bij plaat 324 van zijn ‘Planches Coloriées’, boek 55, geen paginering). Mogelijk is dat hij de strepen van elke kant bedoelde: hij kende de enkelvoudige streep van de slechtvalk en alleen een twéévoudige kon dan een ‘veldkenmerk’ zijn (nóg meer valken hebben zoiets, maar waren in 1825 nog niet beschreven).

Met een naam van Linnaeus werd de lanner ook falco lanarius genoemd, teruggaand op Oudfrans lanier. De etymologie is onduidelijk (misschien l’anier, uit Oudfrans ane: eend?, dan eendenpakker, hoewel de lánner dat niet is). De soort was ook onduidelijk, gaf “great confusion or ignorance”, schrijft Newton 1893-1896 (p.503). Buffon 1770-1783 moet zelfs erg zoeken om bij eerdere schrijvers überhaupt iets over de lanner te vinden. Was het een juveniel van een der ‘edele’ valken? Voor deze zie bij accipiter gentilis. De naam werd eerder óók gebruikt voor soorten die valkeniers ónedel noemden, ‘trage’ zoals de buizerd (over de lanner zeiden sommigen het trouwens ook: ‘hij stelt teleur’, anderen waren juist positief). Desfayes 1998 zegt dat lanier ontstond uit Provençaals lanier: vermoeid, traag, lui.

Belon 1555 heeft onder laniër mogelijk een juveniele lanner. Door Albertus ±1260 heeft Gesner 1555 de lanner onder het verwarrende cyanopoda: blauwvoet. Belangrijker is misschien wat Frederik II ±1246 schreef: ‘lanners zijn kleiner dan de echte edele valken, sommige zijn bruin, andere roodachtig, de meeste bleek, met een gevlekte rug’, zodat het zeer de vraag is of lanier van oorsprong de naam van één bepaalde soort was.

-

Enkele andere namen voor de lannervalk (de codes zie op Home):

(U) Huidig Grieks chrusogerako: goudhavik, goud zoals in (aquila) chrysaetos voor de steenarend, gerako gaat terug op het oude hierax, zie bij het genus accipiter. Het is een naam voor het roestbruine achterhoofd.

(G) Zweeds slagfalk, 'slag' voor: het 'slaan' van de prooi (en dus werd de naam in de loop van de tijd ook wel voor andere valken gebruikt, voor grote vooral). In het Noors en Zweeds zat 'slag' soms ook in namen voor ándere roofvogels. In zuidelijker landen gebruikte men 'stoot', in 'stoter', of 'stootvalk', en ook deze naamtypen werden voor diverse soorten gebruikt.

(?) Spaans halcón borní, volgens Spaanse bron afgeleid van Spaans-Arabisch burní, wat ‘Ier’ zou betekenen, vergelijk -bernia in Hibernia, bij de Romeinen de naam van Ierland (wat de Ieren zelf Éire noemen). 'Uit Ierland' of 'uit het Noorden komend' kan bij de zo zuidelijke lannervalk geen betekenis hebben, maar men wist misschien wél van het bekende rossige haar van veel Ieren en dan kan het gaan om de kleur op de kruin - bij de Europese ondersoort feldeggii roestbuin, bij de Noord-Afrikaanse ondersoort erlangeri “warm geelbruin” (Svensson 2010), bij de nog zuidelijker ondersoort abyssinicus ongeveer als bij de Europese. In Zuid-Spanje, en zeker bij de Moren die er woonden, zal men erlangeri hebben gekend, of hij broedde er.