Photo credit: LHG Creative Photography via VisualHunt.com / CC BY-NC-ND

Grus grus (Linnaeus 1758: Ardea grus). Eng. crane. Ned. kraanvogel.

Voor het ver hoorbare krroeah, krraah, krroo van de kraanvogel bestaat een hele reeks klanknamen: Latijn grus (spreek uit groes), Grieks geranos, Litouws gérve, Keltisch garan, Russisch zjoeravl’, Zweeds trana, Engels crane, Duits kranich, Nederlands kraan. Veel etymologen zien in de groep een Indogermaans *ger-: schor schreeuwen, vergelijk de R in de namen met de schorre rollende R in de roep. De oernaam kan dan ‘roeper’ of ‘schreeuwer’ hebben betekend. Anderen denken dat de namen rechtstreekse nábootsingen zijn van het krroeah, krraah, krroo. Mogelijk ligt dit ook meer voor de hand: bij broedende of overvliegende kraanvogels komt ‘schreeuwer’ waarschijnlijk niet spontaan in je op, eerder zullen mensen geprobeerd hebben de indrukwekkende roep te verklánken.

Oudere schrijvers dáchten niet eens aan een werkwoord. Belon 1555: ‘de roep’. Horst 1669 vat samen wat Gesner 1555 bij eerdere schrijvers tegenkwam: “Der Kranch hat bey den Lateinern seinen Nahmen von der Stimm bekommen, weil seine Stimm demselbigen Wort [grus] nicht ungleich ist” (I-322).

Een Latijnse naam voor deze noordelijke/oostelijke vogel hoeft niet te verbazen: lang geleden broedde hij in een groter deel van Europa, onder andere in Italië. Maar men kan de roep natuurlijk ook van de trek hebben gekend: ook nu nog gaat deze deels over Italië.

De Romeinse dichter Lucretius had het over ‘clamor gruum’: het geroep der kraanvogels. En van grus maakte men het werkwoord gruere, bij Pitiscus 1738 omschreven als: “Geluyd geven als de kranen”. De oude Grieken schreven ook al over het indrukwekkende roepen tijdens de trek.

Bij de tijdelijke bloei van de ornithologie in de Middeleeuwen is de grus opvallend aanwezig bij alle schrijvers: Van Cantimpré ±1240, Frederik II ±1246, Albertus ±1260.

-

Enkele andere namen voor de kraanvogel (de codes zie op Home):

(U) Kazachs sur tırna (transcriptie): asgrijze tırna (kraanvogel). In veel talen is ‘asgrijze kraanvogel’ dé naam, door het asgrijze lijf. Frans grue cendrée: idem, grue uit grus. Een oude Franse uitdrukking is: ‘faire le pied de grue’, lang staan wachten, wat te maken heeft met de lange stelten, althans met één: rustende kraanvogels staan vaak op één poot (waarvoor diverse verklaringen bestaan), lang geleden dacht men dat ze in de ópgetrokken poot een steen hadden: viel deze, dan maakte dat de vogel wakker (en zo kwam de kraanvogel te staan voor ‘waakzaamheid’, bijvoorbeeld in de heraldiek). Grue betekent ook kraan: hijskraan, waterkraan, het woord ontstond onder invloed van Nederlands kraan. De waterkraan leek op de gebogen hals van de kraan(vogel), ging daardoor kraan héten (de bewegingen die de vogel met de kop maakt kunnen hebben meegespeeld, mogelijk ook het geluid: men kénde de vogels goed).

(G) Fins kurki, Sami guorga, namen voor het krroeah van hogerop, gelijk aan grus en kraan enzovoort, maar het zijn namen uit de niet verwante Fin-Oegrische talen (Fins, Ests, Sami, Komi, Oedmoerts, enzovoort). De Komi noemen de kraanvogel turi, wat waarschijnlijk óók een klanknabootsing is: het Oedmoerts heeft ook turi, en voor het korhoen, tetrao tetrix, heeft het tur, waarschijnlijk voor het ‘koeren’.

(G) Limburgs kroenekroan, Nedersaksisch krune-krane, enzovoort. Taalkundigen noemen dit 'een tautologische samenstelling’, twee keer hetzelfde zeggen: kroen is de kraanvogel, kraan natuurlijk ook. In vogelnamen ‘dichtte’ men soms, hier waarschijnlijk geholpen door de herhaling die de vogel zélf laat horen.

(G) Een naam die hier ontbreekt, maar ergens misschien bestaat: dansvogel, voor de beroemde balts. Wel was bij de oude Grieken geranos naast de naam voor de kraanvogel ook ‘kraanvogeldans’ (uitgevoerd door mensen).

(V) Ests sookurg, waarin soo moeras betekent, kurg de kraanvogel is, kurg natuurlijk verwant met kurki en guorga hierboven. De kraanvogel broedt op heide, op veen en in bossen, maar in Estland vaak in moerassige gebieden, zoals ook in Zweden.

(V) Waals såvadje åwe: wilde gans (Frans sauvage: wild, oie: gans). Men zag ze trekken en vergeleek met wat men nog béter kende: de trekkende gánzen. Zie ook letterzetter bij anser anser.