Photo credit: Andrej Chudy on Visualhunt.com

Otis tarda Linnaeus 1758. Eng. great bustard. Ned. grote trap.

De grote trap is 'de langzame' (Latijn tardus: traag, langzaam). Plinius kende tarda als een Latijnse naam uit Spanje: “Proximae eis [tetraonibus] sunt quas Hispania aves tardas appellat, Graecia otidas”, ‘dicht hierbij [bij de tetrao’s] staan de vogels die men in Spanje avis tarda noemt, in Griekenland otis’ (X-57). De tetrao’s waren bij Plinius korhoen en auerhoen, zie bij het genus tetrao.

Grieks otis, zie aldaar, was vrij zeker de grote trap, en avis tarda, langzame vogel, was dan ook de grote trap. Er kwamen diverse namen uit voort: Engels bustard, Frans outarde, Spaans avutarda - waarin avis tarda het best bewaard is.

Vaak wordt gezegd dat ‘langzame vogel’ niet past: de grote trap rent hard, vliegt snel. Maar de vleugelslág geeft de indruk traag te zijn (Snow 1998: “broad wings apparently beaten slowly”, p.529), en het lópen (“a slow, deliberate walk”) gaat met afgemeten passen, bedachtzaam, statig, zoals ook bij kraanvogels. Avis tarda past hierbij - zoals misschien ook Nederlands trap, hoewel hierbij vaker aan het snélle rennen wordt gedacht: via Duits trapp gaat de naam terug op Tsjechisch drop, volgens Holub 1967 taalkundig samenhangend met Grieks dromos: het snelle lopen, de wedloop, en de naam kon dan niet alleen loper maar juist ook ‘snelle loper’ betekenen, zie ook bij oceanodroma (een klanknabootsing is trouwens ook niet uitgesloten, drop kan zijn voortgekomen uit *tr-p, een klank die men in de geluiden van het baltsende mannetje kan hebben gehoord).

Onder andere Lockwood 1984 schreef het: tarda is vreemd, bij zo’n snelle vogel (het langzame noemt hij niet): toen er Romeinen in Spanje terechtkwamen, namen ze tarda misschien over van een volk dat er al woonde, maar had de naam een heel andere betekenis, dachten de Romeinen dat het ‘de langzame’ was omdat het zo op tarda léék (tarda is de vrouwelijke vorm van tardus). Thompson 1936, die het langzame ook niet noemt, schreef iets vergelijkbaars: de naam is ongetwijfeld ontstaan “by some misunderstanding of a foreign, problably a Spanish or Iberian, word” (p.66). Het is niet onmogelijk, maar ‘ongetwijfeld’ lijkt te sterk aangezet: de Romeinen die de vogel in Spanje zagen, kunnen heel goed onder de indruk zijn geweest van het langzame (zoals ook van het snelle).

-

Enkele andere namen voor de grote trap (de codes zie op Home):

(U) Spaans barbón, ‘de gebaarde’, een naam voor het adulte mannetje, vergelijk bij otis ‘de geoorde’: de witte kinveren in een ópwaartse stand.

(U) Middelhoogduits trapgans, ook als een Nederlandse naam gebruikt, was vaak de gewone naam voor ze. Voor de kleine trap, kleiner dan de dwerggans, werd de naam weinig gebruikt, zodat het belangrijkste benoemingsmotief de zwaarte lijkt te zijn geweest, het grote lijf. Mannetje grote trap is in Europa de zwaarste van alle vogels.

(U) Frans dinde sauvage: wilde kalkoen. Qua vorm, grootte, en spreiden van de staart lijken grote trap en kalkoen op elkaar (en de kalkoen vergeleek men dan weer met de pauw). In Europa kende men de kalkoen gedomesticeerd, Buffon 1770-1783 heeft het over "le Dindon domestique", 'die we sinds 1492 kennen' (Columbus). De grote trap kende men van bróeden in Frankrijk, Buffon noemt de gebieden. Na 1863 verdween hij uit Frankrijk.

(G) Russisch doedak, uit Kazachs duadak of een van de andere Turkse vormen in Centraal-Azië. Mongools togadag. Hongaars túzok, uit ouder Turks *tughdaq. Vasmer 1964-1973 vergeleek doedak met Pools dudek voor de hop, wat men opvat als een nabootsing van zijn (h)oepoepoe(p). Bij de grote trap zal het dan gaan om het nasale ock-ock, wat niet direct doedak is, maar de roep van de hop is ook niet direct dudek. Klanknabootsingen zien er niet altijd uit als koekoek.

(V) Duits ackertrapp, een naam in Gesner 1555. Lang geleden zag men de akkers wel eens ‘vrijwel geheel bedekt’ met ze. Dat veranderde door jacht, pesticiden, ontginningen, en door mechanisering van de landbouw.

(V) Zweeds pomersk kalkon, Pommerse kalkoen. Nilsson 1858 geeft het als een naam bij jagers in Skåne, Zuid-Zweden. De grote trap was er trekvogel, en Pommeren lag aan de Duitse ‘overkant’.