Photo credit: Pétur Gauti via Visual hunt / CC BY-NC-SA
Stercorarius skua (Brünnich 1764: Catharacta skua). Eng. great skua. Ned. grote jager.
Henrik Højer, arts in het Noorse Bergen, stuurt beschrijvingen van vogels van de Färöer naar Carolus Clusius, hoogleraar te Leiden, en deze publiceert ze in zijn 'Exoticorum libri decem' van 1605, de grote jager onder het kopje "Skua Hoieri", de skua van Højer (p.369). De beschrijving is duidelijk de grote jager, niet een juveniel van een van de grote meeuwen. Het is de eerste beschrijving van de vogel.
Skua was een waarschijnlijk als latinisering bedoelde versie van namen op de Färöer: skúir en skúgvur, ouder skúvur. Brünnich 1764 geeft als Färöers skuöe. Alle vormen gaan terug op Oudnoords skúfr. Sommigen zagen een verwantschap met IJslands skúmur voor de grote jager, afgeleid van skúmi: schemering, in het Oudnoords ‘de duisternis’, en skua zou dan een naam zijn voor de donkere kleur. Maar de M zit dwars. Anderen noemden Oudnoords skúfr: kwastje, naar de vorm gelijk aan skúfr, maar niemand kon uitleggen wat een kwastje bij deze vogel dóet (de overeenkomst tussen de twee zal toeval zijn). Meer kans maakt een van de geluiden van de grote jager, het herhaalde piah piah. Engelse boeken geven het als skui, skee-ah, skuah-h-h.
-
Enkele andere namen voor de grote jager (de codes zie op Home):
(U) In diverse namen voor de grote jager zit ‘kip’, voor het bolronde, misschien ook voor het bruine, en volgens een enkeling ook voor de eieren die men van ze raapte (en at). Op de Shetlands is er het populaire bonxie, volgens Lockwood 1984 gevormd bij Norn bunke: ‘dumpy body’, dumpy betekent: kort en dik, en bonxie is dan: dikkertje.
(U) Larus fuscus: donkerbruine meeuw, een naam in Brisson 1760. Hij gaat terug op Engels brown gull in Albin 1734, die hem al zo latiniseerde, maar hij hád de naam voor een juveniele kleine jager, stercorarius parasiticus. Doordat men de jagers nog slecht kende - en in de meeste kleden zijn ze bruin - dacht men wel dat Albin de gróte jager had. Bij Brisson overigens ís het de grote jager, maar hij neemt de naam van Albin over, en zo komt ‘meeuw’ per ongeluk terecht bij de jager waarbij het door dikte en grootte beter pást. De grote jager werd vaker voor een meeuw gehouden, men vergeleek met de juvenielen van de grote zeemeeuwen.
(U) Nederlands elsenaar, een naam aan de kust (ook voor de andere jagers gebruikt). Hij valt te interpreteren als: '(vogel) die met de els werkt’. De els was een gereedschap van schoenmakers, en soms was deze krom, zodat elsenaar een naam voor de haaksnavel zal zijn geweest (er zat misschien ook verbazing: ‘een meeuw, maar met een haaksnavel!?’). Fránse zeelieden waren ook verbaasd en gaven cordonnier, schoenmaker, voor de jagers op het zuidelijk halfrond (Buffon 1770-1783, mededeling van M. le vicomte de Querhoënt).
(G) Engels herdsman: herder, een bijnaam op de Orkneys, volgens Mudie 1834 (‘The feathered tribes of the British islands’, deel II, p.343) “from the notion that it protects the young of their flocks [de kuddes] from the eagle”. “This may, in part, be imagination; but the birds are very powerful both in the wings and the beak”. Men zag ze wel eens een arend verdrijven. Maar een verdwaald schaap dat te dichtbij komt, jagen ze ook weg: interpreteerde men dát als ‘herderen’? Ze vallen ook ménsen aan, als deze te dichtbij hun nest komen.
(G) Buphagus, een genus van Möhring 1752, geen uitleg. In de Griekse mythologie doodde Artemis ene Buphagus, omdat hij haar belaagde, misschien had Möhring dát in gedachten, en dan is het een naam voor het gedrag zoals beschreven bij stercorarius. In 1760 gebruikt Brisson buphagus in de létterlijke zin: os-eter, tegenwoordig het genus van de Ossenpikkers.
(V) Nederlands zee-havik, een naam in de vertaling/bewerking van Möhring 1752, bedoeld als een synoniem van buphagus hierboven, maar in zee werd dan benadrukt waar je hem ziet (op zee, of in de buurt van de zee). De havik stond voor het roofvogelachtige: voor het jagen en/of voor de haaksnavel, vergelijk elsenaar hogerop.
(X) Catharacta, in de naam van Brünnich. Grieks katarraktes, zie bij sterna hirundo, kwam abusievelijk bij de grote jager terecht. Lang was lestris catarractes van Temminck dé naam voor de grote jager.