Photo credit: Jean-Michel Bernard via VisualHunt.com / CC BY-NC-ND
Delichon urbica (Linnaeus 1758: Hirundo urbica). Eng. house martin. Ned. huiszwaluw.
Tegenwoordig schrijft men soms delichon urbicum: Grieks chelidon, de oorspronkelijke naam, zie bij delichon, was vrouwelijk, maar volgens de regels van de internationale commissie, de ICZN zie de Inleiding, is een anagram zoals delichon onzijdig.
Hirundo urbica betekende stadszwaluw (Latijn urbs: stad, urbicus: van de stad, in de stad voorkomend). Urbs/urbicus stond bij de Romeinen tegenover rus/rusticus: land, van het land, vergelijk bij hirundo rustica voor de boerenzwaluw. De huiszwaluw zit inderdaad vaker dan de boerenzwaluw in de stad, maar is zeker geen typische stadszwaluw. Sterker nog: werd altijd als ‘de wildere’ van de twee gezien, ook voor dit zie bij hirundo rustica. Te beginnen met Plinius bij de Romeinen, en tot aan Frisch 1733-1763, heette juist de huiszwaluw hirundo rustica. Iedereen gebruikte deze naam.
In de wetenschappelijke naam heet de ‘wildere’ nu dus stadszwaluw. Boeken over de wetenschappelijke namen gaan er niet op in.
Het is Frisch die voor de huiszwaluw ineens hirundo urbica heeft, wat Linnaeus overneemt. Frisch heeft ook Duits stadtschwalbe. Hij schrijft, correct: deze zwaluw maakt het nest tégen de huizen, niet er ín, zoals de boerenzwaluw, en hij maakt het onder lijsten enzovoort die uitsteken. Maar hij vervolgt met: “weil solche Häuser mehr in den Städten als auf dem Lande sind, nennt man sie mit Recht die Stadtschwalbe”. Misschien klopte dat toen, of was het plaatselijk zo. Maar Frisch kan ook iets hebben proberen uit te leggen, iets wat niet erg duidelijk was, ook niet voor hem.
-
Enkele andere namen voor de huiszwaluw (de codes zie op Home):
(U) Nederduits wittswolk, een naam in Schleswig-Holstein (swolk is een vorm bij schwalbe, bij zwaluw). Het gaat hier om een naamtype met vele variaties, het zit niet of nauwelijks bij de boerenzwaluw: de huiszwaluw is onderop de wittere van de twee. Maar nóg meer namen kreeg de huiszwaluw voor de zo kenmerkende witte stuit, onder andere Brabants witgatteke, Oostenrijks weißärschel: witaars (in de stuit van vogels zag men vaak de kont). Daarnaast zijn er Frans religieuse: kloosterlinge, en Brabants nonneke, beide voor het héle kleed.
(G) Zweeds tirska, volgens Hortling 1944 een klanknabootsende naam voor het “kvittrande p r d” (p.77).
(V) Duits fensterschwalbe, in Schwenckfeld 1603. Adelung 1796 geeft als uitleg: “weil sie ihr Nest [buitenshuis] gern über den Fenstern zu bauen pfleget”. Frans hirondelle de fenêtre: vensterzwaluw, in Buffon 1770-1783. Pools oknówka, okno betekent venster. Engels eaves swallow, eaves is: de (uítstekende) dakrand - waaronder ze nestelen.
(?) Engels martin, waarschijnlijk de persoonsnaam Martin, toegepast op vogels (zwaluwen, gierzwaluw, ijsvogel; het bekende sinter mertes veugelke was wellicht de ijsvogel). Voor de zwaluwen hádden de Engelsen swallow, maar martin, overgenomen uit het Frans, ‘won’. Rond 1440 is er Engels martinet, voor huiszwaluw en gierzwaluw, overgenomen uit Frans martinet, rond 1185 is er martineta, voor vooral de ijsvogel, later ook voor de huiszwaluw, nog later voor vooral de gierzwaluw. Lockwood 1984: bij “familiar or attractive species” kon een persoonsnaam vogelnaam worden. Speciaal voor de huiszwaluw is gedacht aan de “close proximity” bij de mensen (maar de bóerenzwaluw dan?). In Frankrijk is geopperd dat die Martin misschien Saint-Martin was, de Sint-Maarten die de helft van zijn mantel aan een arme gaf (11 november sint-maartensfeest). Een reden voor de overdracht ziet men niet. Die Maarten van 11 november zit ook in namen van vogels die men rond die tijd uit het Noorden zag komen (bonte kraai, blauwe kiekendief), maar voor zwaluwen kan dit niet gelden. Ergens na het jaar 1000 begon men in fabels namen van mensen aan dieren te geven, daar zou de oorsprong kunnen liggen, maar naar de reden is het ook dan nog gissen. De zwaluw stond voor het goede, Sint-Maarten ook: zit het dáárin? En over de ijsvogel zei men: “wann man diesen Vogel zu den Schätzen legt, sol er dieselbige mehren, und alle Armuth vertreiben” (Horst 1669, I-73). Zo’n vogel wil je wel Maarten noemen.