Photo credit: Emyan via Visualhunt / CC BY-NC-ND

Luscinia svecica (Linnaeus 1758: Motacilla svecica). Eng. bluethroat. Ned. blauwborst.

Buffon 1770-1783 schreef: svecica is een verkeerde naam, want de vogel zit niet alleen in Zweden (Svecia). Linnaeus wist dit echter: hij verwijst naar schrijvers die hem eerder hadden, Frisch, Edwards, en Gesner 1555, die een Duits wegflecklin had, ‘keelvlek op de weg’ (op de grond, foeragerend). Het punt is dat svecica naar kleur verwijst, niet naar een regio. De naam is een vervolg op een naam van Olof Rudbeck, leermeester van Linnaeus, én een gevolg van politiek, een zeldzaamheid bij de vogelnamen.

Rudbeck ontdekt de vogel in 1695 bij het Torneträsk in Noord-Zweden, tijdens zijn grote reis door Lapland. ‘Ik geloof dat hij nog niet beschreven is’. Hij maakt er twee kleurtekeningen van en behandelt de vogel op zijn colleges, waar Linnaeus aantekeningen maakt. In zijn reis-aantekeningen schreef Rudbeck dat hij hem geen mooiere naam kon geven dan avis carolina, Karelsvogel: ten eerste als eerbetoon aan de Zweedse koning Karel XI (1655-1697), die de reis had gestimuleerd, ten tweede omdat de vogel de kleuren van de koning droeg: geel en blauw, de kleuren van de Zweedse vlag. In Zweden komt de roodgesterde blauwborst voor: rood en blauw.

Voor geel zou de uitleg zijn (persoonlijke mededeling van Tommy Tyrberg, ook opgenomen in Jobling 2010) dat “at that time the yellow in the flag was rather more orange than today”. Andere Zweedse bronnen geven dit niet. Conclusie van historisch onderzoek, op een Zweedse site: “Färgkombinationen gul-blå har funnits med hela tiden, från 1220-tal”, de combinatie geel en blauw zie je de hele periode vanaf 1220. Enkele andere sites geven hetzelfde.

De koningsgezinde Rudbeck bekeek de vogel waarschijnlijk met een iets te royale bril. Hij wíst dat het om roodbruin ging, tekende het. Maar in zijn naam .. Dat royale blijkt indirect ook uit het volgende. In 1751 beschrijft Linnaeus de ‘paarse hengel’, een plant die geel en blauw heeft (blauwpaars), en als een van de Zweedse namen ‘dus’ svenska flagg: zweedse vlag. Linnaeus: ‘deze plant draagt een livrei zoals ook de vogel die door Rudbeck, overeenkomstig dezelfde metafoor, avis carolina is genoemd’. Men moet het dus vergelijkenderwijs zien, hoewel de plant écht de Zweedse vlag was, de vogel alleen maar door een royale bril.

Linnaeus neemt avis carolina over, maar in 1758 verandert hij de naam in svecica. Tyrberg: toen tegen 1758 de macht van de Zweedse koning was ingeperkt - na kritiek van het parlement het koningschap ceremonieel geworden was - “Linnaeus probably felt a reference to Charles XI would not be politically correct, so he changed the name to svecica, thereby retaining the reference to the Swedish colours but not to the king”. Een politiek compromis.

-

Enkele andere namen voor de blauwborst (de codes zie op Home):

(U) Cyanecula, de ondersoort met in het blauw een wítte vlek (in Nederland: witgesterde blauwborst). Van oorsprong was het een genusnaam in Brisson 1760 voor de witgesterde: de meer zuidelijke schrijvers hadden déze. Men schrijft soms dat het een verkleining is, en dan ‘kleine blauwe’ betekent (Grieks kuaneos: donkerblauw, zie ook bij circus cyaneus), maar de naam maakt de indruk bedacht te zijn bij rubecula voor de roodborst, zie bij erithacus rubecula. Men vergeléék de twee, bijvoorbeeld Buffon 1770-1783: “Par la proportion des formes, par la grandeur & la figure entière, la gorge-bleue semble n’être qu’une répétition du rouge-gorge”, de blauwborst lijkt een 'herhaling' van de roodborst, behalve dan dat hij blauw heeft waar de roodborst oranjerood heeft .. In 1810 maakt Meyer er een soortnaam van: sylvia cyanecula, in goed Duits blaukehliger sänger (I-240), waarbij hij er beschrijft die wit in het blauw hebben. Boie schrijft, in de Ornis van 1827: de mééste hebben een witte vlek, maar in het noorden van Noorwegen vond ik er alleen met een roestrode vlek, en zo kan men “leicht auf den Gedanken kommen”, zoals Brehm deed, dat de soort “in 2 zerfalle” (p.58).

(U) Duits spiegel-vögelein, Frisch 1763 noemt het een naam bij vogelvangers, in Brandenburg. Op zijn tekening heeft hij een witgesterde. Over het blauw, waarin de witte vlek een spiegel is, schrijft hij: “Die Schönheit der blauen Farb auf seinem Brust-Schild kann keine Illuminier-Farb ausdrücken”.

(G) Noors bjeldefugl, Fins kellolintu, Sami pielu-tsitse, alle drie betekenen 'belletjesvogel', waarbij de ene naam wellicht aan een van de andere ontleend werd, het naamtype komt alleen dáár voor - de zang is erg gevarieerd, met veel trillers en fluittonen, is lastig weer te geven, maar in boeken heeft men het soms over ‘een zilveren belletje’, en Snow 1998 heeft het over de “tinkling quality” ervan, en soms lijkt het of je de bel aan een rendier hoort - of dat is een imitatie .. voor de imitaties die hij door zijn zang weeft, is er Sami cuoðegielat, de hondertalige, vergelijk cencontlatolli bij hippolais polyglotta - zie ook Fins satakieli bij luscinia luscinia.

(V) Spaans reina mora: Moorse koningin, een naam bij Granada. Om de kou van de winter te ontvluchten ging de vrouw van de Moorse sultan elk jaar naar de Zuid-Spaanse kust, en dan arriveerde daar ook altijd de blauwborst (herfsttrek). Een avis carolina zie hogerop, maar een Spaanse.