Mimus polyglottos. Photo credit: TexasEagle via VisualHunt / CC BY-NC
Hippolais polyglotta (Vieillot 1817: Sylvia polyglotta). Eng. melodious warbler. Ned. orpheusspotvogel.
In 1817 benoemt Vieillot zowel de spotvogel als de orpheusspotvogel. Door de ‘harde’ kenmerken waarop hij let, vooral de verschillen in lengte van de eerste handpennen, kan men de twee vogels eindelijk onderscheiden. Bij de naam gaat iets mis: polyglotta (Grieks poluglottos: veeltongig, veeltalig, uit polus: veel, en glotta: tong, taal) past bij de spotvogel, die gevarieerder zingt en meer soorten imiteert. Bij de orpheusspotvogel past wel Engels melodious warbler, of Nederlands orpheusspotvogel, zie orpheusgrasmus bij sylvia hortensis.
Vieillot beschrijft de ‘harde’ kenmerken, maar denkt óók dat de orpheusspotvogel dezelfde is als de bastardnachtigall van Bechstein, maar dat was de spotvogel, zie bij hippolais icterina. Zijn beschrijving baséért hij voor een deel zelfs op Bechstein, inclusief ‘de gevarieerde zang’ van de spotvogel, waarbij hij ook nog voorbeelden geeft. Als namen voor de orpheusspotvogel geeft hij (deel 11, p.200): sylvia polyglotta en Frans fauvette polyglotte (maar ook Frans fauvette lusciniole, deze gebaseerd op Latijn luscinia, de nachtegaal, Frans fauvette betekende min of meer grasmus, ook hiervoor zie bij sylvia hortensis). Er was dus sprake van enige verwarring, bij Vieillot (nog meer dan hier staat, overigens). Maar bij deze moeilijk te onderscheiden soorten was verwarring begrijpelijk.
Op polyglotta zal Vieillot gekomen zijn door turdus polyglottos van Linnaeus 1758, wat nú mimus polyglottos is, de Noord-Amerikaanse spotlijster, aldaar altijd mockingbird genoemd, letterlijk: spotvogel. Waarschijnlijk dacht Vieillot dat ‘veeltongig’ paste, gezien wat hij wist (maar dus deels verkeerd had).
Dat polyglottos bij Linnaeus gaat terug op cencontlatolli, een door Hernández 1651 in Mexico opgetekende indiaanse naam voor die spotlijster, uit het Nahuatl. De naam betekende: ‘die vierhonderd tongen heeft, vierhonderd talen spreekt’. Hernández noemt de vogel daardoor avis polyglotta: veeltongige vogel. Ray 1694 geeft Engels mock bird. Catesby 1731-1743 legt uit: “The Indians, by way of eminence or admiration, call it cencontlatolly, or four hundred tongues; and we call it (though not by so elevated a name, yet very properly) the mock-bird, from its wonderful mocking and imitating the notes of all birds, from the hummingbird to the eagle” (Feduccia 1985 p.104). De spotlijster doet ook honden en piano’s na.
Brisson 1760 geeft voor de spotlijster Frans moqueur. Houttuyn 1763 vertaalt mock bird met spotvogel, waarmee hij deze naam waarschijnlijk in het Nederlands introduceerde (maar voor persónen bestond spotvogel al). Duits spottvogel was er al rond 1550, voor de vlaamse gaai, garrulus glandarius.
Een spotvogel is een vogel die met andere vogels spot, door ze na te doen (de méns althans dacht dat hij dan met ze spotte). Nahuatl cencontlatolli drukte het imiteren en variëren op een ándere manier uit. Vlaams zevenzanger voor de spotvogel komt in de buurt van cencontlatolli - zeven is minder dan vierhonderd, maar men bedoelde hetzelfde: veel.
-
Enkele andere namen voor de orpheusspotvogel (de codes zie op Home):
(G) Italiaans dialect ciciarina, wat ook een naam voor de grasmus is. Het zal een klanknaam zijn, vergelijk Italiaans ciaccia: kletskous, Italiaans cicala: cicade (ook: kletskous), klanknabootsend Italiaans chiacchierare: kletsen, babbelen, en zo zijn er nog vele meer. Grasmus en orpheusspotvogel hebben een babbelende zang, zie bij sylvia communis Brabants kwert enzovoort. Desfayes 1998 geeft voor nog méér zangvogels Italiaanse klanknamen op cicia- en variaties daarvan.
(G) E melodious warbler, een naam met een niet geheel duidelijke historie. Voor dé spotvogel gaf Gould 1837 melodious willow wren. Engels willow wren was de fitis, phylloscopus trochilus, maar in het meervoud ‘willow wrens’ was het een groep geelgroene vogeltjes in de bladeren “about which naturalists do not even yet appear to be agreed” (‘The Zoologist’, jaargang 1848, p.2413, vergelijk hogerop de moeite die Vieillot met de spotvogels had, en bij phylloscopus hoe men worstelde met de loofzangers). Op dezelfde pagina in 'The Zoologist' wordt de spotvogel “this melodious warbler” genoemd, en ene Rennie wilde hem philomela polyglotta noemen, voor philomela vergelijk bij turdus philomelos, 'de liedminnende' (de zang van de spotvogel wordt vaak melodieus genoemd, maar die van de orpheusspotvogel kan men óók zo noemen, in zekere zin méér, omdat bij de spotvogel ook dísharmonische tonen zitten). Maar Tristram 1859, ‘On the Ornithology of Northern Africa’, heeft melodious willow wren juist voor hippolais polyglotta en mogelijk verklaart dit waarom de orpheusspotvogel tegenwoordig melodious warbler heet (maar mogelijk is ook nog dat iemand de naam er ooit bewust voor gáf).
(V) Officieel Spaans zarcero común. Dé spotvogel, hippolais icterina, broedt niet in Spanje, en zo is de orpheusspotvogel daar dé spotvogel (común betekent gewoon, de gewone). Een verschil met icterina is dat polyglotta láger nestelt, onder andere in braamstruiken, en zarcero hoort waarschijnlijk bij Spaans zarza: braamstruik (de naam lijkt ook voor deze soort gegéven, wordt later wel een algemene: dé spotvogel bijvoorbeeld heet er zarcero icterino).