Photo credit: Frank.Vassen on VisualHunt.com / CC BY
Regulus ignicapillus (Temminck 1820: Sylvia ignicapilla). Eng. firecrest. Ned. vuurgoudhaantje.
Regulus ignicapillus betekent: goudhaantje met een vuurkleurige kruin (Latijn ignis: vuur, Latijn capillus: haar, hoofdhaar). Voor de vorm vergelijk sylvia atricapilla bij de zwartkop.
Goudhaantjes vallen op door de fraai gekleurde kruinstreep. Bij de vrouwtjes van beide soorten is die vooral geel. Bij de mannetjes oranje of oranjegeel. Bij het vuurgoudhaantje echter heeft het mannetje meestal méér oranje, en het is feller dan bij het goudhaantje, zoals ook de héle vogel sprekender gekleurd is.
Bij het goudhaantjesmannetje noemt Temminck de kruinveren ‘oranjegeel’, bij het vuurgoudhaantjesmannetje ‘zeer vuurkleurig’. Hij ontleent ignicapilla aan Brehm (“M. Brehm, Saxon, a le premier donné des notices sur cette espèce inédite, à laquelle il donne le nom de S. ignicapilla”, I-232, maar in een brief bestreedt Bernhard Meyer dat die van Brehm een aparte soort was, was zelfs categorisch: “Die Sylvia ignicapilla werde ich nie als eine besondere Art anerkennen”, die van Temminck werd later wel erkend). Nog eerder zat het vuurkleurige bij Buffon 1770-1783: bij zijn roitelet, het koninkje, heeft hij het over een witte wenkbrauwstreep en een zwarte oogstreep (de opvallende verschillen met het goudhaantje) en op de tekening is de kruin ‘zeer vuurkleurig’. Brehm kan voor dat vuurrode zijn geïnspireerd door Gesner 1555, al ging het daar eerder om het goudhaantje: “aviculae colore subviridi, verticis colore partim luteo, partim flammeo”, ‘het zijn groenachtige vogeltjes, met de kruin deels geel, deels vuurrood’ (p.696).
Aristoteles had het bij zijn turannos (zie bij het goudhaantje, regulus regulus) over ‘phoinikoun lophon’, een rode kuif. Gezien wat Handrinos 1997 schrijft over het voorkomen in Griekenland van de vroeger zelden onderscheiden goudhaantjes, was Aristoteles mogelijk de eerste die het vuurgoudhaantje had. En anders misschien Aristophanes, ietsje eerder: in zijn stuk ‘De Vogels’ zit in het koor een keblepuris, de naam wordt meestal met vuurkop vertaald. Arnott 2007: door zijn ‘engaging habits’, onder andere dat hij met het kruintje een ware ‘fire-flash’ geeft, was dit mogelijk het vuurgoudhaantje.
-
Enkele andere namen voor het vuurgoudhaantje (de codes zie op Home):
(U) E firecrest, en hét goudhaantje heet in Engeland goldcrest (crest: kam, kuif). Vlaams vuurhaantje, mooi passend bij goudhaantje voor de andere van het duo. Luxemburgs feierkäppchen: vuurkopje. Officieel Pools zniczek: fakkeltje (znicz: kaars, fakkel), volgens Poolse bron een naam voor het kruintje in ópgezette toestand. Spaans clavelet, waarschijnlijk gevormd bij clavel: anjer. Officieel Italiaans fiorrancino (klemtoon op de a): als gewoon woord is het goudsbloem. Italiaans cardinaliéllo: kardinaaltje, voor het rood zoals kardinalen dragen.
(U) Officieel Frans roitelet à triple bandeau: koninkje met een driedubbele haarband (hoofdband), de naam gaat terug op roitelet triple bandeau bij Temminck 1820, zijn Franse naam voor sylvia ignicapilla: “Sur les joues sont trois bandes longitudinales, deux blanches et une noire”, op de wangen heb je drie overlangse banen, twee witte, een zwarte (I-231). De naam van Temminck gaf misschien ook officieel Spaans reyezuelo listado: gestreept koninkje (Spaans rey: koning, lista: streep), hét goudhaantje heet er reyezuelo sencillo: gewoon koninkje, lees: minder versierd, deze naam misschien óók door Temminck, die roitelet ordinaire had: gewoon koninkje (huidig officieel Frans echter is roitelet huppé: gekuifd koninkje).
(G) Frans sisi, een klanknaam, zie dezelfde naam bij het goudhaantje, regulus regulus.
(V) Officieel Duits sommergoldhähnchen, omdat de vogel na de broedtijd wegtrekt, uit Duitsland althans. Hét goudhaantje heet er wintergoldhähnchen, omdat het blijft.