Photo credit: Sergey Yeliseev via Visualhunt / CC BY-NC-ND
Poecile cinctus (Boddaert 1783: Parus cinctus). Eng. siberian tit. Ned. bruinkopmees.
De bruinkopmees wordt voor het eerst beschreven door Buffon 1770-1783. Een niet nader genoemd iemand stuurde uit Siberië een exemplaar naar Parijs, waar Buffon het ziet in “le cabinet de M. Mauduit”. Als een van twee namen voor de nieuwe vogel geeft hij een Frans mésange de sibérie, wat later leidt tot parus sibiricus, siberian tit, enzovoort. Blijkbaar is Buffon snel duidelijk dat het een nieuwe soort is: hij zag nieuwe vogels soms (en soms ook terecht) als regionale variaties van een hoofdsoort, ‘variaties door het klimaat’, de bruinkopmees voert hij níet zo op.
Over cinctus, omgord (Latijn cingere: omgorden), schrijft Cabard 1995: ‘misschien een naam voor het bruine mutsje’. Wember 2007: het gaat om de zwarte keelvlek, die klein is bij de glanskop, poecile palustris, en bij de matkop, poecile montanus, maar die onderaan wijder wordt bij de bruinkop, dan ‘als een gordel’ is. Het gaat om iets anders.
Als zijn tweede naam geeft Buffon mésange à ceinture blanche: mees met een witte gordel. ‘Vanaf de snavel, aan weerskanten van een zwarte keelvlek, loopt een witte band onder het oog, wordt breder naar de vleugels toe’, “& s’étend de chaque cotê sur la poitrine [en breidt zich vanaf beide kanten uit op de borst] où elle prend une teinte de cendré [waar hij een asgrijze tint krijgt], & forme une large ceinture [en een brede gordel vormt]” (Buffon 1796-1799, V-230). Met ‘gordel’ doelt hij dus níet op de witte wangvlekken, maar op de grijswitte borst, die hij als een borstband ziet, een band tussen de breed uitlopende zwarte keelvlek en de buik met de roestbruine flanken. Het is een weinig gelukkig beeld, bovendien hebben alle vier de Europese mezen in poecile zoiets. Van de andere drie echter kende hij alleen de glanskop, en daarin zag hij een variëteit van de zwarte mees, misschien verklaart dat een en ander.
Boddaert ziet dat de vogel nog geen wetenschappelijke naam heeft en komt door Frans ceinture (uit Latijn cinctura: gordel, omgording) op parus cinctus: omgorde mees - hoewel cinctus in wezen sloeg op de manier waaróp men zich omgordde, het ging om ‘cinctus Gabinus’, een speciale manier om de Romeinse toga op te schorten.
-
Enkele andere namen voor de bruinkopmees (de codes zie op Home):
(U) N bruinkopmees, mogelijk geënt op zwartkopmees zie bij poecile palustris.
(G) Fins pistitiainen, waarin tiainen mees betekent. Sarsila 2005, ‘Lapinkävijän Sanakirja’, ziet pisti- als een klanknabootsing, maar deze zou beïnvloed zijn door pistää, steken: voor de vogel is ook pistiäinen opgetekend en als gewoon woord is dat distel, en 'vliesvleugelige', en bij beide hoort steken. Mezen, algemeen, steken naar insecten, maar als het idee van klanknabootsing klopt, gaat het om een typerend geluid. Sarsila noemt vervolgens pinniäinen: de mug (een van de ruim dertig woorden die er in de Fin-Oegrische talen voor zijn) en muggen steken óók, maar ze zóemen ook en de zang van de bruinkopmees, tjierr-tjierr-tjierr, wordt vaak krassend, snorrend of zoemend genoemd.
(G) Sami kada-pija, vermeld in Nilsson 1858, met de uitleg dat de naam waarschijnlijk klöfhackare betekent, Zweeds voor hoefpikker: als de Sami in de herfst rendieren slachten, zit de bruinkopmees op de eerste rij, “och hackar på renklöfvarna efter fettet”, pikt in de weggegooide hoeven van de renar, de rendieren - voor het vet (p.417). Vergelijk speckmeise enzovoort bij de koolmees, parus major.
(V) Sami gaccet: mees, omdat in sommige delen van Lapland de bruinkopmees de bekendste mees is.
(V) Ests taigatihane: taigamees - de bruinkopmees broedt vooral in ongerepte delen van de taiga, het noordelijke naaldwoud - tihane is gelijk aan tiainen van hierboven, het ti- in beide is waarschijnlijk een klanknabootsing.
(V) Officieel Duits lapplandmeise, met in diverse andere landen vergelijkbare namen, alle waarschijnlijk door parus lapponicus van Lundahl 1848: het duurde even voordat men begreep dat de door Buffon beschreven ‘siberische mees’ dezelfde soort was, bovendien wist men méér over het voorkomen in Lapland (voor de Sami wordt niet meer het als beledigend ervaren Lappen gebruikt, voor de regio wel Lapland).