Photo credit: giovanni_novara via Visualhunt / CC BY-NC-SA

Pyrrhocorax graculus (Linnaeus 1766: Corvus graculus). Eng. alpine chough. Ned. alpenkauw.

Latijn graculus was volgens André 1967 vrij zeker de kauw: een zwarte vogel die babbelt en die anders is dan kraai en raaf (de roek komt rond Rome niet voor). Ook vertaalde men er Grieks koloios mee, wat een naam voor meer dan één soort was, maar vooral voor de kauw. Ook van belang: gezien het aantal vermeldingen bij Romeinse schrijvers was het een erg bekénde soort, zoals ook bij de Grieken. Graculus was dan overigens een synoniem van Latijn monedula, wat óók de kauw was, zie bij corvus monedula.

Etymologen zien in graculus een klanknaam. De Vaan 2008 noemt als verwante woorden onder andere Oudnoords kraka: kraai, en Russisch grakati: krassen (van een raaf). Vergelijk Tsjechisch krákat bij corvus corax. Voor de diepere wortel *kr- zie bij corvus. De kauw heeft diverse geluiden: bij sommige past kauw, bij andere het gra- van graculus.

Omdat graculus een naam voor de kauw was, is het geen naam voor de geluiden van de alpenkauw, die ook heel ánders zijn. De vraag is dan hoe hij bij de alpenkauw tertechtkwam.

Bij Van Cantimpré ±1240 is graculus misschien de kauw, maar met ‘maakt zeven nesten in één boom’ zal hij de roek hebben bedoeld. Bij Albertus ±1260, die het over 'een witte snavel’ heeft, is het de roek. Bij Gesner 1555 is het een algeméne naam, voor kauw, alpenkauw en alpenkraai (de alpenkauw écht heeft hij onder pyrrhocorax). De naam ‘glijdt’, wat bij namen voor kraaiachtigen vaker gebeurde, zie ook bij het genus corvus. Maar dit is nog maar de helft van de verklaring, of minder dan de helft.

Met pyrrhocorax, de naam van de andere van het duo alpenkauw/alpenkraai, zie bij pyrrhocorax pyrrhocorax, bedoelde Linnaeus in 1758 de alpenkraai, maar in 1766 is het ineens de alpenkauw, door “Corvus nigricans, rostro luteo” van Brisson 1760, bij Brisson zeker niet de alpenkraai (II-30). Brisson geeft voor deze alpenkauw pyrrhocorax, en Linnaeus neemt dat over, zijn alpenkraai van 1758 daarmee wegvagend (Linnaeus kende de vogels niet, wist waarschijnlijk niet goed waar hij het over had, volgde anderen). Als twééde soort in 1766 heeft hij corvus graculus: “rostro pedibusque luteis”, ‘met gele snavel en gele poten’, wat bij geen van de twee past, maar Gesner had, voor de alpenkraai: “pedibus & rostris rutilis” (p.503), rutilus betekende onder andere ‘geelachtig rood’, en mogelijk bracht dit Linnaeus, de vogel niet kennend, op 'geel' (maar Gesner bedóelde rood: verderop gebruikt hij voor de snavel Latijn ruber: rood). Hiernaast overigens verwijst Linnaeus naar nóg drie schrijvers waarbij de soort de alpenkraai was.

In 1766 hebben we dus: pyrrhocorax voor de alpenkauw, graculus voor de alpenkraai. Maar omdat Linnaeus’ pyrrhocorax van 1758, als de óudere naam, bij de alpenkraai hoorde te staan, besloot men graculus bij de alpenkauw neer te zetten .. De troost, als men er een wil: Linnaeus hád de alpenkauw in ieder geval, en graculus was er wel eens voor gebruikt, en ook pyrrhocorax was soms van de ene naar de andere soort gegaan, en Latijn graculus was de kauw, niet de kraai ..

-

Enkele andere namen voor de alpenkauw (de codes zie op Home):

(U) Duits almamsel: alpenmerel, merel én alpenkauw zijn zwart, en hebben een gele snavel. Officieel Frans chocard à bec jaune: kauw met gele snavel, chocard is waarschijnlijk een vorm bij Frans choucas: kauw.

(G) Italiaans zurla en giorla, Catalaans sigala, Duits riester. Het lijken namen voor het hoge, rollende ziieh, srie, tsierrr, dat heel anders klinkt dan de geluiden van de alpenkraai.

(G) Duits winddohle en winddachl, beide betekenen: windkauw. De alpenkauw zit hoog in de bergen, vliegt vaak in groepen, en is een meester van de wind. Snow 1998: “Habitually glides and soars, flocks sometimes rising to great heights on strong updraughts, then often diving in apparent play or as prelude to landing”.

(V) N alpenkauw, waarschijnlijk ontleend aan officieel Duits alpendohle, dat was de naam in Brehm 1866, deel III van ‘Illustrirtes Thierleben’ (dohle is de kauw). Officieel Italiaans gracchio alpino, gracchio voortgekomen uit graculus, zit ook in gracchio corallino voor de alpenkraai (corallino: rood). Officieel Sloveens planinska kavka: alpenkauw (de alpenkraai heet er planinska vrana: alpenkraai). Gesner 1555 noteerde als Zwitserduitse namen voor de alpenkauw onder andere alprabb: alpenraaf, alpkachl: alpenkauw, en wilde tul: wilde kauw, de laatste waarschijnlijk contrasterend met wat de ‘gewone kauw’ was: een vogel dichtbij mensen, niet van wilde gebieden. Kauw in de namen had trouwens gegeven kunnen zijn voor het feit dat de alpenkauw ietsie kleiner is dan de alpenkraai, maar het naamtype zit ook bij díe, pyrrhocorax pyrrhocorax, zie daar chouca rouge en chough.

(?) Officieel Pools wieszczek. Als de naam bij een van de Poolse werkwoorden voor fluiten hoort, is het er een voor hogerop genoemd geluid, maar letterlijk lijkt er ‘waarzegger’ te staan, en enkele Poolse bronnen géven dat ook als de uitleg (wieszcz: ziener, profeet). In Polen zít de alpenkauw niet, maar in de Alpen, als men hóóg komt, is het de opvallendste vogel, en hij wiegt in de wind, ziet alles, kijkt ver, en zit dicht bij de hemel. Een link met 'waarzegster' bij corvus monedula lijkt overigens niet te leggen.