De familie van de Spechten, in Europa 5 genera, 10 soorten.

Grote bonte specht, Dendrocopos major. Photo credit: tsbl2000 on Visual Hunt / CC BY-NC-ND

-

Enkele algemene namen voor de spechten (de codes zie op Home):

(U) Fins tikka, wat als gewoon woord paal of staak betekent, zodat aan de beitelvormige snavel te denken valt. De naam roept ook Nederlands tikken op, wat in het Fins tikittää is, en wat ze met die snavel dóen, zou dan inbegrepen kunnen zijn, wel gaat het bij beide werkwoorden om záchte geluiden.

(G) Engels woodpecker: houthakker, zie de algemene namen bij het genus dendrocopos.

(G) Russisch djatel, Tsjechisch datel, volgens Holub 1967 voortgekomen uit *delbtel, ‘hij die uitholt’, vergelijk Tsjechisch dlabat: uithollen, het Russische werkwoord is dolbit’: beitelen, uithollen. Spechten gebruiken de snavel voor van alles, maar ermee hakken om een nestholte te maken zou dan de primaire betekenis van de naam kunnen zijn geweest.

(?) Nederlands specht, mogelijk een klanknabootsing, zie bij het genus picus (en díe naam is dat wellicht óók). Uít specht, uit althans Oudhoogduits spëch, kwam Oudfrans espec, wat later épeiche werd. Uit picus kwamen Frans pici, Spaans pico, Italiaans picchio.

Voor nog andere algemene spechtennamen zie bij het genus picus en bij dendrocopos major.