Sula leucogaster. Photo credit: jonasflanken via VisualHunt.com / CC BY-NC-SA

Morus Vieillot 1816

Morus bassanus, de jan-van-gent, is gek (of: is een gek, Latijn morus, gek, heeft beide betekenissen). Morus was een latinisering van Grieks moros: dom, dwaas, onnozel. Vergelijk Frans fou: gek, waardoor Houttuyn 1763 een Nederlands gek gaf. Maar: al deze namen waren er primair voor de rotspelikanen, de Sula’s, de op tropische en subtropische eilanden broedende verwanten van de jan-van-gent.

Catesby 1731-1743 geeft voor sula leucogaster, de bruine rotspelikaan, Engels booby: domkop, uit Spaans/Portugees bobo, idem domkop. En zo heten de rotspelikanen tegenwoordig boobies, de jan-van-gent echter behield het oude gannet, zie bij de soort. Vlak na 1600 is er ‘Pashara boues’, ‘Paxaros bobos’: domme vogels. Het waren rotspelikanen, gezien bij Fernando de Noronha, een eiland bij de punt van Brazilië. Fou en morus zijn niet geheel correcte vertalingen (gek in plaats van dom).

Zeelui leren de rotspelikanen kennen op hun tochten door Caribische en nog zuidelijker wateren. Ze merken dat ze niet bang zijn: als ze op het schip zaten en naar vis speurden, kon je ze zomaar vangen, koks op de schepen waren er blij mee. Op het nest kon je ze zomaar strelen. En doden: Buffon 1796-1799 citeert uit een Frans reisverslag van 1698 dat er op Ascension, net onder de evenaar, zoveel fous zijn ‘dat onze matrozen er met één klap vijf of zes kunnen doden’. Domme vogels dus. Gekke? Buffon relativeert: “ces oiseaux sont plutôt stupides que fous”, eerder dom dan gek (VIII-183). Maar fou en morus zijn al ontstaan.

Morus lijkt van Klein 1750. Door Catesby’s booby geeft hij de naam voor de bruine rotspelikaan, noemt hem plancus morus (Latijn plancus: platvoetig, vergelijk steganopous bij de kuifaalscholver, phalacrocorax aristotelis - Klein hééft in het genus plancus de jan-van-gent, en aalscholvers en pelikanen enzovoort). Maar het idee van dom of gek komt ook bij de jan-van-gent terecht. Door Catesby, door Buffon die hem fou de bassan noemt, maar vooral door Vieillot, met het génus morus, voor de jan-van-gent. Het idee past ook hier. Tegenover mensen zijn jan-van-genten vrij tolerant. In oude boeken staat dat je ze kunt strelen, hun jongen weghalen, de ouden vangen en doden. Pontoppidan 1754 schrijft wat er op zee kan: “Er ist so unvorsichtig, dass er sich mit einigen Heringen, die man auf ein schwimmendes Brett geleget hat, bis ans Boot locken lässt, dass man ihn mit dem Riemen todtschlagen kann” (p.145). Bij de noordse stormvogel zit dit ook, zie bij het genus fulmarus de naam mallemucke, waarschijnlijk: dwaze meeuw.