Aythya fuligula, kuifeend. Photo credit: Internet Archive Book Images via Visualhunt / No known copyright restrictions

Aythya Boie 1822

Aythya is een latinisering van Grieks aithuia, de voorkeurs-latinisering zou aithyia of aethyia zijn (Brown 1956, 'Composition of Scientific Words'). Gesner 1555 heeft aethyia, Belon 1555 aethia, wat nog een genusnaam werd, voor drie alken in en rond de Beringzee (waar de oude Grieken natuurlijk nooit waren).

De naam aithuia komt bij diverse Griekse schrijvers voor, maar de soort wordt er niet duidelijker op. Uit de gegevens is wel een portret te distilleren: een duikende zeevogel, rotskustbroeder, is onverzadigbaar, en stil. Romeinse schrijvers vertaalden aithuia met Latijn mergus: duiker (zie dat genus) maar dat hielp niet, aangezien de Romeinen met mergus állerlei soorten bedoelden (André 1967). Na de Romeinse tijd vult men voor aithuia ook vele ín: misschien was het een meeuw, een jager, een duiker, of een stormvogel - of specifieker: de grote mantelmeeuw, de grote jager, de geoorde fuut, de aalscholver ..

Beekes 2010 denkt dat aithuia een vóór-Grieks woord is. Andere taalkundigen verbonden de naam altijd met Grieks aitho: in brand steken, ook: ontvlammen. Bij de vogel was het dan de kleur, dat hij verbrand leek, en aithuia was dan de geroete, of: brandvogel (vergelijk Grieks aithale: roet, Grieks aithon: roodbruin, gebruikt voor dieren: voor vos, rund, leeuw, enzovoort). Wanneer de naam vóór-Grieks was, kreeg hij door associatie met aitho waarschijnlijk zo’n betékenis.

Wanneer je uitgaat van ‘de geroete’ past bij het portret van hogerop de kuifaalscholver, ook qua voorkomen in Griekenland, en ook in het stille: buiten de broedplaatsen hoor je ze zelden. Huidige auteurs echter (op Arnott 2007 na, die aalscholver of kuifaalscholver oppert) denken meestal aan een pijlstormvogel, bijvoorbeeld aan puffinus yelkouan, hoewel de pijlstormvogels die in de Middellandse Zee broeden van onderen licht zijn, of wit.

Door Boie komt de naam heel ergens anders terecht, bij de eenden, wat even vreemd is als bij genoemde alken. Uitleg van zijn keuze voor aythya geeft hij niet (uitleg gaf hij zelden). Bij de Aythya’s, de duikeenden, zitten veel kleuren die je aan ‘verbrand’ kunnen doen denken. Of hij zag ruimte voor de naam door de onzekerheid die er was over de soort. Maar wat je bij Grieks aithuia ook allemaal bedenken kunt: een aythya was het niet. En net als genoemde alken zitten daardoor ook de duikeenden met een verkeerde genusnaam.