Steenloper. Photo credit: patrickkavanagh on Visualhunt
Arenaria Brisson 1760
Arenaria betekent zandvogel (Latijn arena: zand). De naam werd gegeven voor de drieteenstrandloper, calidris alba, zie aldaar. Alhier, bij de steenloper, arenaria interpres, past hij niet goed. De drieteenstrandloper is buiten het broedseizoen vooral op zandstranden te vinden, de steenloper óók bij de zee, maar zoals steenloper al zegt: op strekdammen, havenhoofden, enzovoort, weinig op zandstranden (en daarop broeden doet hij al helemaal niet).
Opvallend is dat Brisson bij de drieteenstrandloper arenaria nóemt, maar dat hij er ook een steenloper-genus van maakt (geen uitleg). Soms kwam het tot zoiets doordat een eerdere schrijver een fout maakte, een naam verkeerd neerzette. Maar bij de eerdere schrijvers die Brisson bij de steenloper citeert, is er geen die arenaria hééft. Ja, Klein 1750, maar niet echt. In zijn genus gavia heeft hij een soort die hem niet duidelijk is en waarvoor hij drie mogelijkheden oppert: “Pluvialis Arenaria Nostra Raji” (p.21), dat wil zeggen de arenaria van Willughby en Ray (de drieteenstrandloper), of ‘is het de turnstone van Willughby en Ray?’ (de steenloper), ‘of is het de cinclus van Turner 1544?’ (waarschijnlijk de oeverloper, actitis hypoleucos). Daarna gaat Klein door met de stéénloper, zoals beschreven door Catesby 1731-1743, die hem net als Willughby 1676 turnstone noemde. Dacht Brisson daardoor dat die onduidelijke soort van Klein de steenloper was en was dan de naam arenaria die bij de eerste mogelijkheid stond, beschikbaar om een steenloper-genusnaam van te maken? Maar hij wíst dat arenaria de drieteenstrandloper was ...
Het kan ook zijn dat hij dacht dat alle drie de vogels wel op zandstranden zouden voorkomen, wat bij steltlopers meer voor de hand lag dan steenstranden, en hij zocht nog een genusnaam .. Of hij dacht over alleen de steenloper dat het een zandvogel was: over de biotoop was tot dan weinig geschreven, vooral was er de opmerking van Willughby dat hij veel aan Britse kusten te zien was. Brisson heeft daardoor: “On le trouve sur les bords de la mer” (V-136 en V-140). Bij de drieteenstrandloper nóemt hij het zand: “Elles se tiennent sur les sables [de zandgronden] des bords de la mer” (V-240). Bij de steenloper moet hij het er dan zelf bij hebben gedacht.