Winterkleed. Photo credit: lgooch via Visual hunt / CC BY-NC-SA

Calidris alba (Pallas 1764: Tringa alba). Eng. sanderling. Ned. drieteenstrandloper.

Pallas beschrijft het winterkleed van de adult en benóemt de vogel naar de witte onderkant, zijn beschrijving opent met: 'bovenop grijsachtig, onderop alba' (Latijn albus: wit). In het winterkleed is de drieteenstrandloper in z’n geheel erg licht, in Noord-Amerika is whitey daardoor een van de namen ervoor. In 1811 echter noemt Pallas hem trynga tridactyla, vergelijk de namen van drieteenmeeuw en drieteenspecht.

“Valt aan de Noordsche Zeekusten”, zo stond het in de catalogus van Vroeg, zie bij Pallas 1764 in de Literatuur: men vond de vogel aan de Noordzeekust. Vroeg had zand-pleviertje als Nederlandse naam, voor op die kusten over het zand lopen (“By nader nazien bevinden wy dat deeze eigentlyk een Strandloper is”, p.32). Met een naam van Linnaeus 1766 heette de drieteenstrandloper lange tijd tringa arenaria, tot men zag dat Pallas hem twee jaar eerder al had beschreven (Latijn arena: zand, waaruit ook ‘de arena’ kwam). De naam ging terug op arenaria bij Willughby 1676, waar de vogel voor het eerst staat. Waarschijnlijk was arenaria zijn latinisering van Engels sanderling, zandvogel, een naam die volgens de 'Oxford English Dictionary' misschien voortgekomen was uit een Oudengels *sandyrðling: zandboer. Tegenwoordig is arenaria het genus van de steenloper, arenaria interpres.

-

Enkele andere namen voor de drieteenstrandloper (de codes zie op Home):

(U) Nederlands gryze zand-plevier, in Nozeman 1797, voor de asgrijze bovenkant: “de Rug uit graeuw en witachtig grys gemengeld”.

(U) Engels ruddy plover, voor de rossige ‘voorkant’, in het zomerkleed (ruddy betekent rossig). Soms zijn er op onze hoogten vogels in dat kleed.

(U) Nunamiut kimitkoilyak: ‘zonder hiel’, een naam bij Iñupiaq in het noorden van Alaska. Het is hun versie van ons drieteen. Het ontbreken van de achterteen viel dus op.

(G) Engels peep: pieper. Zo kun je véél vogels noemen, en voor de graspieper, anthus pratensis, is er dus ook peep. Bij de drieteen is het een naam voor de vluchtroep. Vaker trouwens is peep een ónderdeel van een naam, bij de drieteen bijvoorbeeld zit het in Noord-Amerikaans bull peep, ‘stier’ waarschijnlijk voor het wat bolronde.

(G) Crocethia alba, is vaak als de officiële naam gebruikt, crocethia was een genus van Billberg 1828, de naam betekent strandrenner, strandloper (Grieks krokale: strand, Grieks theo: snel lopen, rennen). Billberg, die Zweed was, vermeldt Zweeds strandlöpare, en crocethia is dan een latinisering daarvan (de huidige Zweedse naam is sandlöpare). In Engeland is er sand runner: beter dan loper typeert runner het drukke rennen langs en door de waterlijn, het dribbelen bij de zee waarvan veel mensen de drieteentjes kennen. Zie ook het algemene strandloper bij calidris.

(V) Russisch pestsjanka, vrij vertaald ‘zandvogel’ (Russisch pesok: zand, pestsjanuj: zandachtig). Ook hier is het algemener: diverse strandlopers hebben Russisch pesotsjnik in hun naam, wel is de drieteen pestsjanka zonder meer, alsof men wilde zeggen dat dit dé zandvogel is.