Photo Credit: Michele Lamberti Flickr via Compfight cc

Tachybaptus Reichenbach 1853

In tachybaptus zitten Grieks tachus: snel, en bapto: onderdompelen. De naam kan vertaald worden met 'snelle duiker', of met 'de snel duikende'. Het is de genusnaam voor een groepje kleine futen waarvan de dodaars, tachybaptus ruficollis, het Europese lid is. De dodaars, waarop Reichenbach de naam baseerde, is ‘snel gezonken’, is in een ommezien onder water.

Maar ook sommige andere watervogels duiken goed. Bijvoorbeeld: de duikers, de vogels in het genus gavia. En sommige zijn ernaar genoemd: voor alken, futen, duikers en duikeenden gebruikte men onder andere mergus (duiker, zie dat genus), urinator (duiker), eudytes (goede duiker) en colymbus (van oorsprong waarschijnlijk verwant met columba, zie dat genus, maar later opgevat als duiker; colymbus is een latinisering van Grieks kolumbis, kolumbos, waarmee volgens Arnott 2007 de oude Grieken soms juist de dodaars bedoelden).

Reichenbach wilde toch dit gedrag benoemen en bedoelde tachybaptus dan waarschijnlijk als een variant op al deze namen. Gewild of ongewild sloot hij ook bij een de traditie aan: er was altijd bewonderend gekeken naar het gemak waarmee de dodaars duikt. Belon 1555 al noemt hem een “si habile plongeur”, een ‘zo behendige duiker’ (p.177). Bij Gesner 1555 heette hij düchelin: duikertje, vergelijk bij het genus mergellus. In het Oudengels heette hij volgens Kitson 1997 doppe: duiker, maar waarschijnlijk gebruikte men die naam ook voor andere duikers, waarmee de cirkel weer rond is: vele soorten duiken snel en goed.