Poecile Kaup 1829

Op grond van DNA-analyses zijn rond 2000 diverse mezen uit het genus parus gehaald en in periparus, lophophanes, cyanistes of poecile geplaatst. Poecile was door Kaup bedoeld als een genus voor de zwarte mees en de glanskop. Jobling 2010 schrijft dat het een latinisering is van Grieks poikilis, wat een naam was voor de putter, carduelis carduelis (hij betekent: ‘de bontgekleurde’). Misschien dácht Kaup wel aan die naam, maar bij mezen zou een vinkennaam slecht passen, bovendien schrijft hij dat hij zijn poecile bedoelde als een latinisering van het Griekse bijvoeglijk naamwoord poikilos: bont (van kleur). Het zo gecreëerde zelfstandig naamwoord poecile betekent dan: de bonte. Met bont bedoelde men in de ornithologie meestal zwart-wit, of gradaties daarvan, en bij genoemde mezen past dat.