Photo credit: fveronesi1 via VisualHunt / CC BY-NC-SA

Dendrocopos medius (Linnaeus 1758: Picus medius). Eng. middle spotted woodpecker. Ned. middelste bonte specht.

Voor medius, middelste, zie bij dendrocopos major hoe dit moet worden gezien. Op grond van de beschrijvingen in zijn “Fauna Svecica” van 1746, de ‘Zweedse Fauna’, moest men concluderen dat Linnaeus de middelste bonte specht bedoelde, niet het juveniele mannetje van de grote bonte (enige verwarring met de witrugspecht kan er wél zijn geweest, zie aldaar). In de tijd van Linnaeus kwam de middelste bonte nog in Zweden voor.

Gesner 1555 heeft bij zijn ‘bonte spechten’, zie bij de grote bonte, een zwart-wit-tekening, vrij zeker van de middelste bonte. In kleur is er in die tijd ook een, gepubliceerd in Olson 2007. Aristoteles had de middelste bonte waarschijnlijk ook, onder Grieks pipo meizon: grotere pipo, men neemt aan dat het een naam voor de diverse grotere bonte spechten was (voor pipo zie bij de kleine bonte, dendrocopos minor). De middelste bonte is hiervan in Griekenland de meest voorkomende. Maar als het een algemene naam was, zal men hem ook wel voor de andere in Griekenland voorkomende grotere bonte spechten hebben gebruikt, aangezien men ze vrij zeker niet onderscheidde (op misschien een enkele jager na).

Door nieuwe analyses van de bonte-spechten-groep zit de middelste bonte specht sinds 2015 officieel in het genus dendrocoptes (Cabanis & Heine 1863), waarbij het kleine taalkundige verschil met dendrocopos het kleine verschil met grotere spechten uitdrukt (de naam is van dezelfde Griekse woorden afgeleid). Sommigen overigens gebruiken als genus leiopicus (Bonaparte 1854).