Photo credit: photonat3873017107 via Visualhunt.com / CC BY-NC
Serinus citrinella (Pallas 1764: Fringilla citrinella). Eng. citril finch. Ned. citroensijs.
Citrinella is een door Gesner 1555 opgetekend Noord-Italiaans citrinella, als naam voor 'een vinkachtige met citroenkleurige borst en grijze kop’ (p.248). Het past beter bij de citroensijs dan bij de europese kanarie. En ook zijn tekening is eerder de citroensijs, zoals zijn tekening van serinus duidelijker de europese kanarie was, serinus serinus. De naam citrinella betekent: kleine citroenkleurige, dus citroentje, kortom geeltje (vergelijk de genusnaam prunella: bruintje). In zijn index heeft Gesner Duits zitrynle, Suolahti 1909 heeft uit 1531 Beiers zitrinlein, in Tirol is er zitrênl, en een van de huidige Duitse namen is zitrönle (de officiële is zitronenzeisig). Citroengeel is wel sterk uitgedrukt, voor de groengele onderkant, de vogel is eerder een nog niet erg rijpe citroen. De europese kanarie, dát is een citroen.
Mogelijk via de vogelhandel, vergelijk bij carduelis cannabina, kwamen sommige Italiaanse namen naar het Noorden, citrinella gaf dan misschien de aanzet tot de Duitstalige namen. Omgekeerd kan eventueel ook: Zuid-Tirools en Noord-Italiaans overlappen. Ook kwam citrinella terecht bij de geelgors, in emberiza citrinella: bij de geelgroene vinken en gorzen kon een naam makkelijk van de ene soort naar een andere gaan (of kon verwarring optreden).
Pallas kent de citroensijs van een exemplaar in de verzameling van Vroeg, zie bij Pallas 1764 in de Literatuur. Vroeg had: “hier in het Duin gevangen”. In Nederland is de citroensijs nog nooit waargenomen: toen dan wel in het duin? Gezíen dat duin trouwens zat hij niet in een andere verzameling waarover Vroeg, Vosmaer of Pallas konden beschikken.
-
Enkele andere namen voor de citroensijs (de codes zie op Home):
(G) Provençaals vioulounaire: vioolspeler. Mistral 1878, ‘Lou Tresor dóu Felibrige’, heeft bij die naam: “espèce de tarin [sijs] dont le chant est melodieux”. Delamarre 1923, ‘Les oiseaux chanteurs’, noemt het geluid “rappelant un peu certain sons que l’on tire du violon”, 'lijkt wat op bepaalde geluiden die men aan de viool ontlokt'.
(V) Fringilla alpina: bergvink, een naam in Scopoli 1788, ‘Deliciae Florae et Faunae Insubricae’, deel III (“Nidificat in frigidioribus alpinarum Sylvarum latebris”, p.37). Officieel Frans venturon montagnard, en in de Italiaanse Alpen is er canarin de muntagna: bergkanarie. De citroensijs is een echte bergvogel, Svensson 2010 schrijft: “Broedt in bergbossen vanaf c 700 m tot aan boomgrens, doorgaans in sparren grenzend aan alpenweiden en open plekken”, Snow 1998 schrijft: “from 1000 m in Switzerland up to treeline at c. 1300-1500 m, and after breeding to 3300 m or more”. In strenge winters (veel sneeuwval) trekken er richting Middelandse Zee, of naar lagere delen van de bergen. Voor díe gegeven is emberiza brumalis: wintergors, een naam in Scopoli 1769, en hij heeft het erover dat de citronello in Zuid-Tirol in de maand november gevangen wordt (in 1769 had hij de vogel nog bij de gorzen, het genus emberiza).
(?) Officieel Italiaans venturone, en Buffon 1770-1783 had Provençaals venturon. De naam zou teruggaan op Latijn venturus: ‘dat geschieden zal’, vergelijk ‘avontuur’. Maar dan zou het ‘avonturier’ zijn, een nogal opmerkelijke betekenis van een vogelnaam. Desfayes 1998 denkt dat het wellicht een naam was voor de sijs, spinus spinus, ‘voor de erratische bewegingen’, geen uitleg. Mistral 1878 geeft de naam als venturoun, wat als gewoon woord de ‘sauvageon’ is, een vruchtboom die wild is, die ‘zomaar ergens’ groeit, dus ook een soort avonturier. Misschien valt te denken aan vert/verde: groen, vergelijk voor de groenling, chloris chloris, officieel Spaans verderón, in ieder geval zitten we dan bij een betekenis die past.