Photo credit: Dany_M on Visualhunt.com / CC BY-NC-ND
Alca Linnaeus 1758
Voor wat tegenwoordig alca torda is had Clusius 1605 als Noorse naam alke, wat hij tot alca latiniseert. Het Oudnoords had een nog oudere vorm: alka. De meeste etymologen denken dat het een klanknaam is, Eigenhuis 2004 geeft nog andere opties. Falk 1903-1906 heeft de gangbare uitleg: alka is via een achtervoegsel K gevormd bij een stam *al(l)a-, waaruit waarschijnlijk ook Zweeds alle voor de ijseend ontstond (voor deze zie bij alle alle voor de kleine alk). Falk herleidde *al(l)a- tot een Indogermaans *el-, *ol-, voor 'schreeuwen', waarbij ook Grieks elelizo, ololuzo en alalazo zouden horen, woorden die voor roepen en schreeuwen werden gebruikt. Nielsen 1989 voegt Noors dialect alka toe: ruzie maken. En alka betekende dan: schreeuwer, schreeuwlelijk.
Een deel van de alken staat erom bekend: in de kolonies zijn ze luidruchtig. De ijseend overigens, clangula hyemalis, is óók luidruchtig, zie bij het genus clangula, maar in alle voor de ijseend zien sommigen een nabootsing van het a-a-hau-wie van de mannetjes en dan staat die naam op zichzelf, staat dan los van alka. Falk en anderen dachten dat ook Latijn olor en Iers ela voor ‘zwaan’ verwant zouden zijn, later interpreteerde men deze namen meestal als ‘witte vogel’, recent wordt dit weer betwijfeld, zie bij cygnus olor.
Bij de wetenschappelijke namen voor de zes alken van Europa vindt men vooral Scandinavische namen, in de volksnamen ook veel Britse. Het heeft te maken met hun noordelijke voorkomen. Tot aan Linnaeus is 'alk' daarbij vooral een naam voor dé alk. Onder andere bij Willughby 1676 is dit zo: alleen de alk heet alka, andere Europese alkvogels heten lunda, lomwia, bij anderen teiste, murre, grylle (een opmerkelijke naam hebben is óók een kenmerk van alken). Linnaeus maakt van alca een genus, heeft er in 1758 alle dan bekende soorten in: vijf van de huidige zes Europese, plus de dan nog niet uitgestorven reuzenalk, de pinguïn (een naam die door gelijkenis terechtgekomen is bij de zuidelijke vogels die men nú onder die naam kent). Tegenwoordig is het in de genera weer terug bij ‘af’: alleen de alk heet alca. Zoals het hoort, dus.