Photo credit: Radovan Václav on Visualhunt.com / CC BY-NC

Sylvia nisoria (Bechstein 1792: Motacilla nisoria). Eng. barred warbler. Ned. sperwergrasmus.

Nisoria is een mogelijk door Bechstein zelf bedacht nisorius: sperwerachtig, gevormd bij Latijn nisus, tegenwoordig de soortnaam van de sperwer, accipiter nisus. De tekst in Bechstein 1795 - in 1792 had hij de vogel slechts kort, wel de naam - suggereert dat hij eerst Duits gesperberte grasmücke bedacht, daarvan motacilla nisoria maakte. Later wordt het trouwens officieel Duits sperbergrasmücke en dat gaf Nederlands sperwergrasmus - nogal wat Nederlandse namen kwamen uit het Duits, in het bijzonder voor soorten die in Nederland niet of nauwelijks bekend waren, in Duitsland wel.

Meestal schrijft men dat nisoria gegeven is voor de overdwarse bandering van de witachtige onderkant van het adulte mannetje, waarin de vogel er ‘gesperwerd’ uitziet, maar Bechstein bedoelde het héle kleed (en misschien ook nog wel de gele iris, wat de sperwer óók heeft, vergelijk Bechstein bij zjeltoglazka verderop). Na een uitgebreide beschrijving van het kleed (waarbij hij samenvat met “der Oberleib aschgraubraun, der Unterleib weißlich, mit aschgraubraunen Querlinien”, p.580) schrijft hij: “Man sieht [...] daß ihr der Name gesperberte Grasmücke mit Recht zukommt, da ihre Farbe fast in allen Stücken mit der des Sperbers gleich kommt” (p.581). Aan ‘gesperbert’ lijkt hij daarmee een eigen invulling te hebben gegeven.

De gesperwerde onderkant is wel het méést sperwerachtige aan de vogel, komt ook bij geen andere volwassen Europese zangvogel voor. Men had trouwens ook kunnen vergelijken met de havik, de slechtvalk, of de koekoek, en ook met de sperweruil, surnia ulula (die in 1805 door Meyer en Wolf strix nisoria werd genoemd). Bechstein noemt de bandering ‘wellenförmig’ - ze doet gegolfd aan - en in 1828 geeft Brehm daarvoor curruca undata, Latijn undatus: gegolfd, vergelijk bij sylvia undata. In Roemenië is silvie undulată de officiële naam voor de sperwergrasmus.

Springer 2009 denkt dat Gesner 1555 de sperwergrasmus al had, onder Duits bürstner, maar dat lijkt eerder de grauwe vliegenvanger, muscicapa striata, zie ook daar. Olson 2007 vermeldt een (niet weergegeven) kleurtekening van Isaac la Grese uit de 16e eeuw, van een vrouwtje of een juveniel. Als dat inderdaad de sperwergrasmus is, was Bechstein niet de eerste die hem had. Wel de eerste die hem beschreef.

-

Enkele andere namen voor de sperwergrasmus (de codes zie op Home):

(U) Duits größte grasmücke, in Bechstein 1795. De sperwergrasmus is wat de naam zegt.

(U) Russisch zjeltoglazka: geeloogje (glaz is oog), een naam voor het oog bij het adulte mannetje. Bechstein heeft het over ‘vurige ogen’, en in een kooi met andere zangvogels viel hij daardoor op: “Man glaubt immer einen kleinen Raubvogel unter den übrigen zu sehen” (p.582).

(U) E barred warbler: gestreepte zanger. Hongaars karvalyposzáta: sperwerzanger (karvaly is de sperwer). Azeri qırğı silvi: havikgrasmus (qırğı is de havik). Russisch jastrebinka: havikje (jastrebinka is ook de naam van het havikskruid, Hieracium, waarin Grieks hierax zit, de havik - de havik zou er beter door zien, dacht men ooit). De officiële Russische naam is jastrebinaja slavka (slavka betekent grasmus, de etymologie is onduidelijk).

(G) Russisch peresmesjnik: spotter, spotvogel, gevormd bij het werkwoord peresmejat’: bespotten. Snow 1998: in de zang van de sperwergrasmus zit soms ‘mimicry’, nabootsing van de geluiden van andere vogels, als het ware met hen spotten (Engels mimic: nabootsen - mimicry: nabootserij - niet cry: schreeuw, de uitspraak is mímmekrie).

(V) Duits spanische grasmücke, in Naumann 1822. De naam is opgegeven voor Silezië, én voor Wenen, wat past bij het oostelijke verspreidingsgebied (hij zit niet in West-Europa en ook niet in Spanje). Spaans in vogelnamen stond soms voor Spanje, soms voor kleur (Duits spanischer rothkropf voor de kleine vliegenvanger, die een ‘Spaanse’, oranjerode keel heeft), soms voor vreemd, zeldzaam, weinig bekend (zie bij petronia petronia voor nog andere aanduidingen die men hiervoor gebruikte: Turks enzovoort). Zonder dat Naumann de naam bedoelt uit te leggen, staat het toch in zijn tekst: de sperwergrasmus is “noch nicht gar lange bekannt” (p.434). Bechstein 1792 zei niets over het voorkomen, in 1795 schrijft hij: “Dieser seltene Vogel bewohnt das mittlere und nördliche Deutschland” (p.580). Maar hij was dus zeldzaam.