H. Grönvold. Photo credit: BioDivLibrary via Visualhunt.com / CC BY

Locustella luscinioides (Savi 1824: Sylvia luscinioides). Eng. savi’s warbler. Ned. snor.

De snor is: ‘als een nachtegaal’, in luscinioides zitten Latijn luscinia: nachtegaal, en Modern Latijn -oides (gelijk aan Grieks -eides: -achtig, -vormig).

Diverse riet- en krekelzangers zijn ooit nachtegaal genoemd. De grote karekiet in Duits rohrnachtigall: rietnachtegaal, of de rietzanger in irish nightingale, een naam in Ierland, waar geen nachtegaal voorkomt en een nachtegaalachtige vogel 'ierse nachtegaal' kon gaan heten (nederlandse nachtegaal voor een bepaalde soort zou merkwaardig zijn). Soms ging het om de mooie zang, soms om alsmaar doorzingen, soms om het feit dat de vogel ook in de nacht zong, vergelijk bij de bosrietzanger, acrocephalus palustris. Bij de snor was het waarschijnlijk het roodbruine kleed, zoals ook de nachtegaal heeft, het geluid is zó ongelijk aan dat van de nachtegaal dat het niet de reden kan zijn geweest (vergelijk nachtegaal bij cetti’s zanger, cettia cetti). Ook Jobling 1991 en Newton 1893-1896 denken dat Savi de vogel naar het kleed benoemde, en in Duitsland vatte men luscinioides blijkbaar ook zo op, getuige de boekennaam nachtigallfarbiger rohrsänger.

Bonaparte 1838 eert Savi voor de ontdekking van de nieuwe soort met pseudoluscinia savii: onechte nachtegaal (het is of lijkt een nachtegaal, maar het is niet de echte). Voor cetti’s zanger heb je Spaans ruiseñor bastardo: bastaardnachtegaal, idem voor het kleed. Maar Nederlands bastaardnachtegaal en Duits bastardnachtigall waren er dan weer voor de zang, zie bij prunella modularis respectievelijk hippolais icterina.

Olson 2007 heeft een 16e eeuwse tekening van waarschijnlijk de snor. Dat zou dan, in de ornithologie althans, het eerste teken van de vogel zijn.

-

Enkele andere namen voor de snor (de codes zie op Home):

(U) Officieel Duits nachtigallrohrsänger, mogelijk een verkorting van hogerop genoemd nachtigallfarbiger rohrsänger. Schlegel, die Duitse namen soms vertaalde, heeft in 1860 nachtegaal-rietzanger, wat later, als nachtegaalrietzanger, dé Nederlandse naam is, het huidige snor is dan nog een volksnaam. Voor het min of meer unifórme van de kleur is er officieel Spaans buscarla unicolor, maar deze past bij álle ongestreepte riet- en krekelzangers, ‘nachtegaal’ voor het kleed past verder alleen bij cetti’s zanger, en zít daar dan ook.

(G) N snor. De zang is een eindeloos, regelmatig urrrrrrrrrr, lijkt van een snorrend machientje te komen, is donkerder dan het voor de verdere rest vergelijkbare geluid van de sprinkhaanzanger. Zie ook bij locustella. Te vergelijken met snor is officieel Pools brzęczka: zoemer, gevormd bij Pools brzęczeć: zoemen, gonzen, snorren.

(V) Fries snilekrûper. Een Fries woordenboek geeft bij snyl/snile: ‘lang, smal, scherp blad van verschillende waterplanten, vooral lisschen en lischdodden’. De snor broedt in moerassen met rietvelden waarin soms ook lisdodden staan. Limburgs rietnachtegaal geeft de biotoop breder.