Photo credit: fveronesi1 on VisualHunt.com / CC BY-SA

Certhia brachydactyla Brehm 1820. Eng. short-toed treecreeper. Ned. boomkruiper.

Boomkruiper en taigaboomkruiper zijn aan kleed en bouw erg moeilijk te onderscheiden en een verschil gaat dan over kleine dingen. Piepkleine. Hier de achterteen: de nagel daaraan is bij de boomkruiper ietsje korter (Grieks brachus: kort, Grieks daktulos: vinger, hier teen, ‘de vinger van de voet’). De naam van Brehm gaf ook de Engelse naam en in Nederland is korttenige boomkruiper gebruikt. Ook voor iets kleins ontstond kortsnavelboomkruiper, voor de op onze hoogten voorkomende ondersoort van de taigaboomkruiper, certhia familiaris.

Brehm zag altijd kleine verschillen. En vrij snel, zie bij luscinia megarhynchos. En er is schamper over gedaan. Maar hier had hij gelijk. In een nawoord bij de heruitgave in 1986 van de Ornis, het door Brehm uitgegeven allereerste ornithologische tijdschrift, staat over certhia brachydactyla: “Zweifellos Brehms bedeutendste Entdeckung, die Jahrzente lang die Gemüter der Ornithologen bewegte. Obwohl Brehm bereits bei seiner ersten Beschreibung klar und deutlich die Unterschiede der beiden Baumläuferarten herausstellte, traf er nur auf Ablehnung [afwijzing]”. Brehm schrijft zelf, waar hij de kurzzehiger baumläufer introduceert: ik hoop dat door mijn uitvoerige beschrijving “auch der Ungläubigste überzeugt werden wird, er mache eine eigene Art aus” (p.570). Maar sommige ornithologen probeerden zelfs van de nieuwe soort af te komen. Het duurde tot begin 20e eeuw voordat hij definitief werd geaccepteerd.

Gesner 1555 baseerde zich op Turner 1544, zie bij certhia, en had zo de taigaboomkruiper. Belon 1555 en Aldrovandi 1599 hadden, gezien het voorkomen van de twee soorten in Europa, boomkruiper of taigaboomkruiper kunnen hebben: de ‘normale’ achterteen op hun tekeningen wijst meer op de boomkruiper. Bij Buffon 1770-1783 lijkt de grimpereau ook meer de boomkruiper (Frans grimper: klimmen). Een wéten van twee soorten was er misschien bij Frisch 1733-1763. Zijn certhius minor lijkt iets meer de boomkruiper, zijn certhius major iets meer de taigaboomkruiper. Hij had ook twee tekeningen, op plaat 39. Mogelijk inspiréérde dit duo zijn landgenoot Brehm.

-

Enkele andere namen voor de boomkruiper (de codes zie op Home):

(U) Frans bœuf: os, opgetekend in Buffon 1770-1783. De naam was ironisch bedoeld, voor de grootte, was er trouwens vooral een voor de winterkoning, zie bij troglodytes troglodytes, en als hij daarvan óvergedragen is, speelden het bruinige kleed en het kruipen/sluipen van de winterkoning wellicht een rol. Belon 1555 vergeleek al met de winterkoning, had zelf petit grimpereau: kleine klimmer, en voor de boomklever grand grimpereau (vergelijk Frans grimpereau hogerop).

(U) Duits sichler: sikkelaar, een naam voor de gebogen snavel, mogelijk werd hij voor beide boomkruipers gebruikt (de naam is trouwens ook gegeven voor wulp en zwarte ibis). Klein 1750 gaf falcinellus arboreus, zeg maar: baumsichler (hij kénde de naam sichler). Houttuyn 1762 maakt er een Nederlands boom-valkje van, las falcinellus blijkbaar als falconellus: valkje (vergelijk bij plegadis falcinellus voor de zwarte ibis.)

(G) Limburgs kruiperke, Vlaams kleffertje (klimmertje), Frans grimpard (vergelijk grimpereau hogerop), Limburgs kleddermenneke (een kledderplant is een klimplant), Vlaams boomklimmertje, en zo zijn er nog vele meer, allemaal zijn het namen voor tegen boomstammen en dikke takken opkruipen (steunend op de staart, zoals ook spechten doen). Vlaams klaverkatje: klimkatje, de kat zit er waarschijnlijk omdat ook die soms tegen een boom opklimt (met een muis is ook vergeleken). Spaans trepatroncos, waarin trepar zit: klimmen, en tronco: boomstam. Op de Britse Eilanden, in Scandinavië en Rusland, zouden dit namen voor familiaris zijn, de taigaboomkruiper, in de ‘rest’ van Europa kunnen ze voor beide soorten staan, maar zijn ze misschien toch vaker voor brachydactyla gegeven, omdat deze dichter bij de mensen zit.

(V) Officieel Spaans agateador común, de gewone, omdat hij in heel Spanje voorkomt, de taigaboomkruiper zit vooral in Noord-Spanje, heet daardoor agateador norteño, de noordelijke (gatear betekent kruipen, klimmen). Officieel Italiaans rampichino comune, en de taigaboomkruiper heet er rampichino alpestre, vanwege vergelijkbare verhoudingen (rampicare betekent klimmen) (Italiaans voor klimplant is: pianta rampicante).

(V) Officieel Duits gartenbaumläufer: de waldbaumläufer, de andere van het duo, zit uitsluitend in bossen, de boomkruiper zit daar óók, maar ook in parken en boomgaarden.