Photo credit: gilgit2 on Visual hunt / CC BY-SA

Emberiza cia Linnaeus 1766. Eng. rock bunting. Ned. grijze gors.

Net als cirlo voor de cirlgors, emberiza cirlus, is cia opgetekend door Aldrovandi 1600. Beide waren klanknamen, maar cia was een algemene: Aldrovandi heeft hem voor de grijze gors (‘bij Genua’), maar schrijft dat het elders in Italië ook een naam voor andere ‘gele gorzen’ was - waarmee hij geelgors en cirlgors bedoelde, maar ‘door enkele overeenkomsten, onder andere in de stem’ ook de grijze gors. Bij Venetië was er sia voor de rietgors, emberiza schoeniclus, Gesner 1555 had cia voor de geelgors, emberiza citrinella.

Het tsii(u) van een van de gorzen, de grijze gors bijvoorbeeld, kan tot de naam hebben geleid, maar misschien eerder het sie-sie-sie waarmee de zang van de geelgors begint. Met de bekende ‘uithaal’ erbij - het tweede deel in Achterhoeks diediedie heeee - zal de geelgorszang in veel delen van Europa het bekendste gorzengeluid zijn geweest, werd ook meer dan andere omgezet in rijmpjes, onder andere in het beroemde ‘a little bit of bread and no cheese’, cheese lang rekken. Misschien was het ook de inspiratie voor de beroemde opening van Beethovens vijfde symfonie (ta-ta-ta-taaaa). Een bezwaar zou kunnen zijn: in Italië komt de cirlgors beduidend meer voor dan de geelgors. Maar het geluid van de geelgors is beduidend pregnanter dan dat van de cirlgors. Aldrovandi schreef overigens al dat cia ongetwijfeld een onomatopee was (“per onomatopoeiam nimirum”, p.855), een nabootsing ‘van het ci ci van deze gele gorzen’: hij zag het dus 'algemeen'.

Gesner 1555 heeft de grijze gors als eerste, mét een duidelijke tekening en beschrijving. Hij noemt hem emberiza pratensis: weidegors, een vreemde aanduiding voor een rotsgors (officieel Engels rock bunting). ‘Zwitserse vogelvangers noemden hem wisemmertz’, weidegors, zo kwam hij op de naam. Buffon 1770-1783 vertrouwt het niet, doet navraag bij jagers en vogelvangers en deze zeggen dat ze de grijze gors nog nooit in een wei hebben gezien. Toch kan het: op hooggelegen alpenweiden komt hij voor.

-

Enkele andere namen voor de grijze gors (de codes zie op Home):

(U) N grijze gors, voor kop en borst. Buffon 1770-1783 vermeldt van Rzaczynski 1736 hortulanus cinereus: asgrijze ortolaan. Kramer 1756 heeft Oostenrijks grauköpfige wiesen-ammering, dat 'weide-gors' zat er door emberiza pratensis van hogerop. Buffon heeft ook een kleurtekening, waarschijnlijk de eerste van de soort (die van Gesner hogerop was in zwart-wit).

(U) Duits bartammer: baardgors, vermeld in Bechstein 1795. Officieel Italiaans zigolo muciatto, volgens Moltoni 1946 ("L’etimologia ed il significato dei nomi volgari e scientifici degli uccelli Italiani") was het waarschijnlijk mustaccio, waarin mustacchi zit, de snor: de onderste kopstrepen deden aan snorstrepen denken (bij panurus biarmicus, het baardmannetje, vergelijk Italiaans mustacchino).

(G) Officieel Frans bruant fou: dwaze gors. Buffon: ‘omdat weidegors niet klopt, moet ik hem een andere naam geven’. Van Aldrovandi vertaalt hij vervolgens Italiaans cirlo matto, matto is dwaas, voor cirlo zie bij emberiza cirlus. Buffon: ‘Ook andere gorzen laten zich makkelijk vangen (daarom noemt men ze dwaze gors) (het is een familietrek), maar het beestje moet een naam hebben, en de grijze heeft deze trek het sterkst’. Vincelot 1867: misschien speelde mee dat ze snel dronken worden, in bepaalde streken strooit men in brandewijn gedrenkte graankorrels, de vogels komen erop af en wanneer ze van de alcohol rondtollen kun je ze met de hand pakken (dat zal dan in de winter zijn geweest, wanneer ze van de bergen afdalen).

(V) Oostenrijks steinemmerling: steengors, in Kramer 1756. Buffon: de bruant fou “cherche la solitude & se plaît sur les montagnes”, zoekt verlaten gebieden, leeft graag op de bergen.